In de trainingen van de 500cc-klasse kwam Philippe Coulon ten val en hij raakte ernstig gewond. Pas 's avonds kwam hij in het ziekenhuis bij bewustzijn, maar hij had een schedelbasisfractuur waardoor zijn seizoen ten einde was. Johnny Cecotto kwam eindelijk weer in actie na zijn ongeluk in mei tijdens de Grand Prix van Oostenrijk. Van hem werd verwacht dat hij tegenstand kon bieden aan Barry Sheene, maar nu hij terugkwam was Sheene al bijna zeker van de wereldtitel. De starts van Wil Hartog begonnen een fenomeen te worden. In Zweden stond hij op de vijftiende startplaats maar hij zat toch meteen na de start in de kopgroep en hij wist zelfs lang bij de vooruit vluchtende Sheene en Cecotto te blijven. Steve Baker startte juist vaak erg slecht en na een botsing met John Newbold begon hij aan een inhaalrace. Uiteindelijk won Barry Sheene, Johnny Cecotto werd tweede en Steve Baker werd toch nog derde. Sheene stond met nog drie wedstrijden te gaan comfortabel aan de leiding van het kampioenschap. John Newbold brak bij zijn botsing met Steve Baker een arm en moest zijn seizoen afsluiten.
In de 350cc-race vormden Takazumi Katayama, Kork Ballington en Patrick Fernandez meteen een kopgroep, maar Fernandez kwam nog steeds kracht tekort na zijn ongeluk bijna drie maanden eerder en moest de andere twee laten gaan. Ballington en Katayama wisselden regelmatig van plaats en de race bleef spannend tot op de eindstreep. Bij het uitkomen van de laatste bocht reed Ballington nog voorop, maar hij werd gehinderd door enkele achterblijvers en Takazumi Katayama kon daarvan profiteren. Zijn wereldtitel was nu praktisch zeker: Michel Rougerie zou nog drie wedstrijden moeten winnen en zelfs dan zou Katayama nog slechts vier punten hoeven te scoren.
Bij de start van de 250cc-race in Zweden stond Mario Lega, ondanks slechts één overwinning, tamelijk comfortabel aan de leiding van het wereldkampioenschap. Toen Mick Grant samen met Lega kopstart had in Zweden kon Mario Lega Grant dan ook gerust weg laten rijden. De Kawasaki van Grant was zo vreselijk onbetrouwbaar gebleken dat hij geen bedreiging voor de wereldtitel vormde. Kawasaki had weliswaar het lek boven gekregen door de beide krukassen anders te koppelen, maar dat was te laat. Toch was er in de eerste ronden wel degelijk sprake van strijd tussen Lega en Grant, maar Mario Lega koos er toch voor Grant te laten gaan. Takazumi Katayama, de naaste belager van Lega, werd zelfs slechts vierde achter Jon Ekerold.
In Zweden kreeg Ángel Nieto eindelijk, als mosterd na de maaltijd, de nieuwe Bultaco. Pier Paolo Bianchi was immers al vrijwel zeker van de wereldtitel. Die maakte er dan ook een saaie race van, op flinke afstand achter Nieto en enkele seconden voor Eugenio Lazzarini. Met nog twee wedstrijden te gaan was Pier Paolo Bianchi niet meer in te halen.
De wereldtitel kon Ángel Nieto bijna niet meer ontgaan, en daarom werd de snelste Bultaco in Zweden aan Ricardo Tormo gegeven. Die kon dan de punten scoren om de constructeurstitel zeker te stellen en Nieto had aan het volgen van concurrent Eugenio Lazzarini genoeg om de titel binnen te halen. Tormo won in de stromende regen zijn eerste Grand Prix want hij was bij de start als eerste weg en kon niet meer worden ingehaald. Nieto volgde Lazzarini inderdaad, maar een paar ronden voor de streep ging hij hem toch voorbij om de tweede plaats te grijpen.