Het graafschap Vlaanderen (Frans: Comté de Flandre of Comté des Flandres) is een historisch gebied dat aanvankelijk deel uitmaakte van West-Francië en vanaf 1464 van de (zuidelijke) Nederlanden. Het graafschap bestond van 862 tot 1795.
Kroon-Vlaanderen behoorde door het Verdrag van Verdun (843), en zeker na het Verdrag van Ribemont (880), als enig gewest van de latere Nederlanden tot West-Francië. Vanaf het einde van de negende eeuw begon het graafschap een onafhankelijke koers te varen tegenover zijn leenheer, de Franse koning. Dat was mogelijk door de opbloeiende handel en nijverheid die een zekere welvaart bracht en voor een sterke onderhandelingspositie tegenover de koning leidde. Dit resulteerde in verschillende conflicten. Naast het Franse Kroon-Vlaanderen had de graaf van Vlaanderen vanaf 1062-1063 onder Boudewijn V van Vlaanderen ook gebieden in het Rooms-Duitse Rijk in leen (Rijks-Vlaanderen). De belangrijkste daarvan waren het Land van Aalst, de Vier Ambachten en Zeeland Bewestenschelde. Ten noorden van de Alpen was het graafschap Vlaanderen eeuwenlang een van de meest economisch- en cultureel ontwikkelde gebieden van Europa. Een hoog percentage van de inwoners leefde reeds in steden. Lange tijd konden Brugge en Gent zich qua omvang met Londen en Parijs meten.
In de 15e eeuw werd gestart met de eenmaking van de Nederlanden. Vanaf het einde van de veertiende eeuw maakte Vlaanderen deel uit van het Bourgondische Rijk, dat na de dood van Maria van Bourgondië in 1482 aan de Habsburgers toeviel. Na een oorlog tussen Frankrijk en Duitsland onder keizer Karel V kwam Kroon-Vlaanderen formeel los van Franse kroon (Vrede van Madrid in 1525). De Pragmatieke Sanctie in 1549 vervolmaakte het eenmakingsproces van de (zuidelijke) Nederlanden.
Als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog trad een eerst langzaam, maar steeds dieper verval in. Niet alleen was er grote schade aangericht, maar ook emigreerde een groot deel van de protestantse elite naar Frankrijk, Duitsland, Engeland en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Vervolgens kreeg Vlaanderen ook zwaar te lijden onder de Devolutieoorlog en de Spaanse Successieoorlog. Hierdoor ging veel Vlaams gebied definitief verloren aan Frankrijk. Aan het einde van deze periode was er niets meer over van de vooraanstaande positie die Vlaanderen gedurende eeuwen in Europa had gespeeld.
Het graafschap Vlaanderen is het enige deel van het middeleeuwse Frankrijk dat vandaag geen deel meer uitmaakt van het hedendaagse Frankrijk (met uitzondering van Frans-Vlaanderen). Kleinere delen van het oude Vlaanderen maken nu deel uit van het Waals Gewest en de Nederlandse provincie Zeeland. Het overige deel van het graafschap vormt nu ongeveer 40% van het hedendaagse Vlaams Gewest.
Etymologie
Vlaanderen, Vlaming en Vlaams zijn afgeleid van flâm, een Ingveoonse vorm van het Germaanseflauma, hetgeen "overstroomd gebied" betekent. Deze etymologie lijkt de enige die taalkundig mogelijk is en klopt geografisch uitstekend. Het Vlaamse kustgebied werd tussen de 3e en de 8e eeuw tweemaal per dag overstroomd door de Noordzee.
Een inwoner van dit overstroomd gebied is dus een Flaming, het adjectief Flamis. Door bij de stam flâm het suffix -andra te voegen, bekomt men in datief meervoud Flaumandrum, verkort tot Flamandrum en uiteindelijk Flandrum. Ten slotte werd de f een v in het Nederlands, vandaar Vlaming, Vlaams en Vlaanderen. De plaatsnaam staat in het meervoud in het Nederlands Vlaanderen, het DuitsFlandern, het EngelsFlanders, het SpaansFlandes en het Italiaansle Fiandre. In het Frans gebruikt men zowel Les Flandres als La Flandre.
De Vlamingen doen hun intrede in de geschiedenis in het levensverhaal van Sint-Eligius (ca.590-660), de Vita sancti Eligii. Dit werd opgesteld vóór 684, maar is slechts bekend in een omwerking van rond 725. Daar verschijnen de "Flanderenses" die wonen "in Flandris". In het Latijn evolueerde dit later tot de gestandaardiseerde vormen Flandrenses en Flandria.
Grondgebied en administratief-juridische onderverdeling
Het grondgebied van het graafschap Vlaanderen komt slechts gedeeltelijk overeen met dat van het huidige gewest Vlaanderen in België. Enkel de provincies West- en Oost-Vlaanderen maakten er deel van uit.
Het graafschap Vlaanderen wordt sinds graaf Boudewijn V onderverdeeld in een aantal kasselrijen (of burggraafschappen, Frans: châtellenie. Eventueel kon een kasselrij verder onderverdeeld worden in ambachten.
Binnen het graafschap was de kasselrij de belangrijke bestuurlijke en gerechtelijke indeling. Aanvankelijk waren er vijf kasselrijen: het Brugse Vrije (Brugge), Sint-Omaars, Gent, Kortrijk en Doornik. Later ontstonden bij opsplitsing van de oorspronkelijke kasselrijen nog nieuwe, zoals onder meer die van Ieper en Oudenaarde. Initieel werden deze gebieden bestuurd door burggraven, vandaar ook het synoniem voor kasselrij, burggraafschap. Later werden baljuws ingeschakeld, bestuursambtenaren die door de graaf werden benoemd.
Vlag en wapen
Het huidige wapen van Vlaanderen werd ingevoerd door Filips van de Elzas: een klimmende leeuw van sabel, getongd en genageld van keel, op het gouden veld. In het verhaal van de Guldensporenslag speelt het wapen en de bijhorende strijdleuze Vlaanderen de Leeuw! een cruciale rol in het groeiend Vlaams zelfbewustzijn. De strijdkreet werd vooral bekend in de 19e eeuw dankzij de roman De Leeuw van Vlaanderen (1838) van Hendrik Conscience. Het is opvallend dat de leeuw als heraldisch symbool vooral gebruikt werd in de randgebieden en buurlanden van het Heilige Roomse Rijk: de ingezetenen beklemtoonden hun onafhankelijkheid tegenover de keizer, die een adelaar voerde, door een even machtig dier in het wapenschild op te nemen. De leeuw met zijn moedig karakter was in West-Europa bekend sedert de oudheid, onder meer door de fabels van Aesopus.
Voorgeschiedenis
Prehistorie en Romeinse Tijd
Het Vlaamse gebied was al bewoond in de prehistorie. In de IJzertijd vormde de Kemmelberg een belangrijke Keltische vestiging. Toen Caesar de streek rond 54 v.Chr. veroverde, trof hij er de volgende Belgische stammen aan: de Menapiërs, de Morinen, de Nerviërs en de Atrebaten. Tussen de 1e en de 3e eeuw werd de bevolking deels geromaniseerd. Maar ten noorden van de Via Belgica bleven er toch enkel authentieke bewoningskernen over. Het was vooral niemandsland, dat veel te lijden had van overstromingen van de Noordzee. Naarmate de druk op het Romeinse Rijk toenam, sijpelden Saksische groepen de kust- en Scheldestreek binnen. De Via Belgica werd gebruikt als scheiding tussen deze Germaanse volkeren en de Gallo-Romeinse bevolking (aangevuld met Germaanse laeti en militairen) ten zuiden ervan. Tot ca. 420 bleef de kustverdediging rond Boulogne en Oudenburg, de Litus Saxonicum, functioneren. Deze forten werden bemand door Saksische soldaten.
In Toxandrië stonden de Salische Franken klaar om de westelijke provincie Belgica Secunda te bestormen. Over dit volk bestaan veel historische onwaarheden, vooral gebaseerd op Gregorius van Tours (6e eeuw). Enkel op basis van Sidonius Apollinaris (5e eeuw) kan een historische datering opgesteld worden. Een eerste inval werd bij de Slag bij Atrecht afgeslagen, maar na de moorden op de Romeinse generaal Aëtius (454) en keizer Valentinianus III (455) hadden ze vrij spel. Vanuit Duisburg (Tervuren) veroverde koning ChlodioKamerijk en Doornik en daarna het land tot aan de Somme. Na zijn dood ontstonden verschillende Salische koninkrijken, waaronder Doornik en Kamerijk. Childerik wordt in 463 vermeld als koning van Doornik en bondgenoot van de Romeinen tegen de Visigoten. Hij was ook administrator van de provincie Belgica Secunda. Zijn zoon Chlodovech (Clovis) veroverde vanaf 486 geheel Noord-Frankrijk.
6e eeuw
De leeggelopen kust- en Scheldestreek was al deels herbewoond vanaf de 4e eeuw met Saksische families die hun Germaanse cultuur en taal behielden. De Salische Franken zelf vestigden zich in de 5e eeuw in het huidige Noord-Frankrijk en Wallonië, vooral rond de steden Kamerijk, Doornik en Bavay. Zij assimileerden zich met de plaatselijke Gallo-Romeinse bevolking. Hier ontstond lange tijd een Germaans-Romaans menggebied. Vanaf de 6e eeuw werd het niemandsland ten noorden hiervan aangevuld met Rijnlandse Franken en andere Germaanse groepen van over de Rijn.
Deze eerste immigratiegolf in het huidige Vlaamse gebied ging gepaard met een beperkte kerstening. In het kielzog van de immigranten probeerden missionarissen de heidense bevolking te evangeliseren, maar zij kenden weinig succes. De bisdommen werden terug ingesteld, meestal met dezelfde grenzen uit de laat-Romeinse tijd: het Kolenwoud scheidde het bisdom Kamerijk weer van het bisdom Tongeren, terwijl de Schelde opnieuw de grens werd tussen de bisdommen Kamerijk en Doornik. Vedastus en Eleutherius van Doornik kregen tot taak om respectievelijk het bisdom Atrecht en het bisdom Doornik nieuw leven in te blazen. Deze bisdommen slaagden er echter niet in om zelfstandig te overleven. Aan het einde van de 6e eeuw werd de zetel van Atrecht met die van Kamerijk verbonden en in het begin van de 7e eeuw gebeurde hetzelfde tussen Doornik en Noyon.
Op het einde van de 6e eeuw bestond in het noorden van het latere Neustrië het Hertogdom Dentilinus (ducatus Dentilini). Men vermoedt dat dit het noordwestelijk gebied tussen de Noordzee en het Kolenwoud omvatte, m.a.w. de bisdommen Boulogne, Terwaan, Atrecht, Doornik, Kamerijk en Noyon. Het hertogdom van Dentilinus was vooral bedoeld als militair en strategisch bolwerk tegen invallen van Friezen en Saksen. Het was als het ware de hoeksteen in de militaire verdediging van het Merovingische rijk. In 600 moest Chlotarius II (584-628) het hertogdom van Dentilinus tijdelijk aan Austrasië afstaan, maar vanaf 613 maakte het hiervan geen deel meer uit.
7e eeuw
Eind 6e en vooral in de 7e eeuw kwam er een nieuwe instroom vanuit het westen. De Kanaalkust (Pas-de-Calais) was in de 5e eeuw Germaans geworden en afstammelingen van Saksen en Franken trokken nu in het latere Vlaanderen en Brabant. Ook van over de Rijn kwamen nieuwe Germaanse groepen. De nieuwe nederzettingen kregen vaak de naam van de Germaanse hoofdman aangevuld met -inga haim. Dit betekent: de woonst van de clan van X. Bijvoorbeeld Petegem: Petta-inga-haim, de woonst van de clan van Petta, Waregem: Waro-inga-haim, de woonst van de clan van Waro.
De kolonisatie en germanisering van Vlaanderen is dus vooral een fenomeen uit de 6e en 7e eeuw. In de 7e eeuw was het bevolkingspeil tot een aanvaardbaar niveau gestegen om er weer een kerkelijke, militaire en bestuurlijke infrastructuur op te bouwen. Ook op taalkundig gebied was de situatie gestabiliseerd zodat in het omvangrijke tweetalige gebied een lineaire taalgrens kon ontstaan in de 8e eeuw. In het wel al lang dichtbevolkte Pas-de-Calais was er al een taalgrens in de 6e–7e eeuw tot stand gekomen, maar in de 9de eeuw kwam hier echter weer een romaniseringsbeweging op gang die tot op vandaag doorwerkt.
De evangelisatiepoging in de 6e eeuw door bisschoppen als Eleutherius en Vedastus waren grotendeels mislukt. Daarom koos men in de 8e eeuw voor een andere strategie. Deze evangelisatiebeweging vond plaats onder impuls van koning Dagobert I. Hij stelde aan enkele toegewijde missionarissen uit het zuiden van zijn koninkrijk een aantal van zijn koninklijke domeinen in het noorden ter beschikking. Het was hun taak om ter plaatse een klooster of abdij op te richten die moesten dienen als bastions voor het christendom in een heidense omgeving. Van hieruit kon dan werk gemaakt worden van de bekering van de plaatselijke bevolking.
Tijdens de 7e eeuw kwamen in de latere Vlaamse gebieden de eerste gouwen of pagi tot stand, dit waren administratieve onderverdelingen van de civitates. Deze gouwen uit de 7e en vooral 8e eeuw zullen de basis worden van het graafschap Vlaanderen. De pagus Tornacensis dateert al van circa 580, voor de 7e eeuw kennen we de pagus Cambracinsis in 663, de pagus Taroanensis vanaf 649 en de pagus Bracbatensis op het einde van die eeuw. Verder zijn nog de pagus Rodaninsis bekend vanaf 707, de pagus Gandao uit het eerste kwart van de 8e eeuw, de pagus Mempiscus vanaf 723 en de pagus Flandrensis (Vlaanderengouw) rond 745. Uit deze laatstgenoemde gouw rond de omgeving Brugge groeide nadien het graafschap Vlaanderen, waarvan Boudewijn I (bijgenaamd Boudewijn met de ijzeren arm) in 862 de eerste gouwgraaf werd.
Geschiedenis
Context
De geschiedenis van het graafschap Vlaanderen begint in de Karolingische tijd. Het latere Vlaanderen was uit economisch oogpunt een bloeiende streek, met een reeks havenplaatsen langs de Schelde (Gent, Doornik, Valencijn en Kamerijk), de Scarpe (Lambres) en de kust (Quentovic, Boulogne en Isera Portus, een haven aan de IJzermonding). Bovendien lagen er ook een aantal rijke abdijen zoals Sint-Bertijns, Sint-Baafs, Sint-Amandus en Sint-Vaast.
In 751 slagen de hofmeiers erin de Merovingers aan de dijk te zetten en zelf de troon te bemachtigen. De laatste Merovingische koning, Childerik III, werd in de latere Sint-Bertinusabdij in Sint-Omaars ondergebracht en zijn lange haren, een uiterlijk kenteken van macht, werden afgesneden. Karel de Grote volgde zijn vader Pepijn de Korte op in Neustrië en Austrasië en kon na de dood van zijn broer Karloman het hele Frankische rijk herenigen. Hoewel hij vooral in Aken resideerde, trok hij ook rond in zijn rijk. Zo kwam hij in 811 de vloot inspecteren die hij in Boulogne en Gent had laten aanleggen tegen invallen van de Noormannen.
Door het Verdrag van Verdun (843) werd het Frankische rijk in drie delen gesplitst. Het oorspronkelijke Vlaanderen, dat zich ruwweg uitstrekte tussen Oudenburg, Aardenburg en Torhout, maakte nu deel uit van West-Francië. In dezelfde negende eeuw ontstond het graafschap Vlaanderen, maar dit zou al tijdens het bewind van de tweede graaf van Vlaanderen, Boudewijn II, een onafhankelijke koers gaan varen tegenover zijn leenheer, de Franse koning. De spanningen tussen leenman en leenheer zouden blijven bestaan tot het graafschap in 1526 onder keizer Karel V definitief loskomt van de Franse kroon.
Ontstaan en groei in de 9e, 10e en 11e eeuw (864-1071)
Militair, economisch en politiek beleefde Europa een diepe crisis. De Vikingen vielen binnen vanuit het noorden, de Magyaren via het oosten en de Saracenen vanuit het zuiden. Allen lieten ze een spoor van verwoesting na. Het centrale gezag van de twee Frankische rijken wist geen weerstand te organiseren, waardoor de bevolking het vertrouwen in hun verre heersers verloor. Lokale machtige individuen zagen nu hun kans schoon om het machtsvacuüm op te vullen. Dikwijls waren dat kinderen van medewerkers van Karel de Grote.
Het graafschap stamt af uit een gouwgebied of Pagus Flandrensis. De titel graaf werd voor het eerst gebruikt door Boudewijn I van Vlaanderen 'met de ijzeren arm' (862 - 879). Boudewijn schaakte in 861 de dochter van de Frankische vorst Karel de Kale, Judith van West-Francië. Volgens de legende werden ze in de echt verbonden door de bisschop van Doornik en vluchtten ze naar het kasteel van Rumbeke. In werkelijkheid trokken ze naar Utrecht en later naar Lotharingen waar Lotharius II hen beschermde tegen de macht van Karel de Kale. Na bemiddeling door de paus verzoende de Frankische koning zich echter met zijn schoonzoon, en gaf in 864 de titel graaf en de bijhorende leengebieden als bruidsschat: de gouwen Flandrensis (rond Brugge), Waas, Kortrijk en wellicht ook de gouw Gent. Na 866 verkreeg hij ook de Ternaasgouw. Aanvankelijk beoogden de Franse koning Karloman van Frankrijk hiermee de verdediging van het Franse achterland tegen de invallen van de Noormannen te verzekeren.
Arnulf I (918-965) veroverde in 931-932 het gouw Artesië (na de dood van de gouwgraaf van Artesië), Ponthieu en Oosterbant In 933 overleed zijn broer Adalolf en plaatste de gouwen Bonen en Ternaas onder zijn direct gezag. In 947 verkreeg Arnulf de strategische zuidelijke stad Montreuil (Pas-de-Calais) aan de Kwinte van Hugo de Grote. De voortijdig dood van zijn zoon Boudewijn III van Vlaanderen in 962 veroorzaakte een opstand van de twee zonen van zijn broer Adalolf. Een neef liet Arnulf vermoorden maar de overgeblevene, Arnulf II van Boulogne veroverde Boonen en Ternaas en dwong Arnulf tot een akkoord met de koning Lotharius van Frankrijk in ruil voor de veroverde gebieden om zijn minderjarige kleinzoon Arnulf II van Vlaanderen te beschermen na zijn dood als voogd.
Onder de zeer jonge Arnulf II van Vlaanderen (965-988) stond het graafschap onder druk. De regent van de 4-jarige Arnulf, Boudewijn Baldzo, buitenechtelijke zoon van Adolf, creëerde graafschap Kortrijk. Regent Dirk II van Holland, aangetrouwde grootoom van Arnulf II, werd graaf van Gent en Waas. Vanaf 976 regeerde Arnulf over wat er van het graafschap overbleef.
Zijn vrouw Suzanna van Italië hertrouwde met de kroonprins Robert II van Frankrijk, een huwelijk geregeld door Hugo Capet, de jonge Robert scheidde al van veel oudere Suzanne in 991/992 en behield Montreuil en Ponthieu voor de Franse kroon. De meerderjarige Boudewijn IV (988-1035), bouwden het machtsgebied opnieuw uit tot alle gebieden ten zuiden en westen van de Schelde, het hedendaagse Zeeuws-Vlaanderen inbegrepen. Hij plaatste graafschappen Gent, Waasland en Kortrijk weer onder zijn gezag en het noordelijke deel van Ternaas met de steden Ariën en Sint-Omaars en dwong bij de graven in het zuiden (Boulogne, Guînes, Saint-Pol en Hesdin) de erkenning van zijn suzereiniteit af. Boudewijn IV veroverde ten oosten van de Schelde en werd door keizer Hendrik II de Heilige beleend met Zeeland Bewestenschelde, de Vier Ambachten in 1012 en later in 1015 met mark Valencijn. Zijn zoon Boudewijn V trouwde met Adela van Mesen, de jongste dochter van koning Robert II.
Nadat Robrecht I de Fries de macht had gegrepen in 1071 over Vlaanderen, steunde hij zijn stiefzoon Dirk V van Holland bij het heroveren van Holland op de bisschop van Utrecht, en ging hij op pelgrimstocht naar Jeruzalem (1086-1091). Hij hervormde het bestuur ten nadele van de adel en clerus met steun van de steden. Brugge groeide uit tot Europees handelscentrum. Zijn zoon Robrecht II van Jeruzalem bestendigde het beleid en nam deel, als een van de leiders, aan de Eerste Kruistocht (1096-1100) die Jeruzalem veroverde. Robrecht II sterft tijdens een expeditie van Lodewijk VI van Frankrijk tegen Theobald IV van Blois in 1111. De achttienjarige Boudewijn VII van Vlaanderen volgt zijn vader op en versterkte verder het gezag en de godsvrede in Vlaanderen en versloeg de Zuid-Vlaamse leengraven. In 1119 sterft Boudewijn kinderloos aan verwonding opgelopen tijdens oorlog met Lodewijk om Willem Clito hertog van Normandië te maken ten kost van Hendrik I van Engeland.
Boudewijn wees zijn neef en raadgever Karel I, bijgenaamd Karel de Goede, van het huis Denemarken aan als opvolger. Tijdens de hongersnood van 1124-1125 verhinderen verschillende van zijn maatregelen dat het dodenaantal erg hoog opliep, zijn politiek was vooral gericht op de openbare vrede en wou machtsmisbruiken van rijke Brugse familie Erembalden geleid door Bertulf stoppen. Karel werd vermoord door de clan. Gervaas van Praet, kamerling van graaf en de Bruggelingen en koning Lodewijk bevrijdde de stad.
In de opeenvolgende verwarring wees Lodewijk Willem Clito (1127-1128) aan als opvolger. Willem was kleinzoon van Mathilde van Vlaanderen, zus van Robrecht de Fries, en Willem de Veroveraar. Diederik van de Elzas, zoon van Gertrudis van Vlaanderen, tevens zus van Robrecht, en hertog Diederik II van Lotharingen van het huis Elzas werd gevraagd door de steden en pro-keizer gezinde edelen om graaf te worden. Lodewijk trok zich terug uit de strijd toen bleek dat Hendrik I van Engeland, Diederik steunde. Willem won verschillende slagen maar stierf aan een verwonding aan zijn hand. Diederik werd door beide partijen als opvolger aangewezen.
Onder Diederik (1128-1168) en zijn opvolger Filips van de Elzas (1168-1191) werd Vlaanderen steeds belangrijker.
Diederik bezocht het heilig land en trouwde in 1139 met Sybille van Anjou, weduwe van Willem Clito, dochter van Fulco V van Anjou. Diederik nam deel aan de Tweede Kruistocht (1145-1149). Tijdens de kruistocht liet Boudewijn III van Henegouwen, achterkleinzoon van Boudewijn VI van Vlaanderen, broer van Robrecht de Fries, de aanspraken van zijn familie op het graafschap Vlaanderen opnieuw gelden en viel Vlaanderen binnen. In 1151 tekende Boudewijn en Diederik vrede bezegeld met een huwelijk in 1169 tussen zijn dochter van Diederik, Margaretha van de Elzas, en zoon van Boudewijn, Boudewijn de Moedige.
In de tweede helft van de 12e eeuw kende het graafschap zijn glansperiode toen Filips van de Elzas via de erfenis van zijn vrouw het graafschap Vermandois bij zijn gebied kon voegen. Het gebied waarover hij heerste, strekte zich uit tot 25 kilometer van Parijs. Het was groter dan dat waarover de zijn leenheer, de Franse koning direct zeggenschap had. Filips van de Elzas regelde in 1180 het huwelijk tussen de vijftienjarige Filips II van Frankrijk en zijn tienjarige nichtje Isabella van Henegouwen, dochter van Margaretha van de Elzas en schonk hem het graafschap Artesië als bruidsschat. Hij zorgde voor het wapenschild met leeuw. Filips stierf op tocht naar het heilig land tijdens de belegering van Akko in 1191.
Tijdens zijn bewind konden de steden zich verder ontwikkelen en werden de instellingen hervormd. Ook werden de havens Grevelingen, Nieuwpoort, Damme, Biervliet, Duinkerke en Mardijk gesticht, alsook Calais door Filips' broer Mattheüs. Behalve als kolonisatie dienden deze havens ook om de gevolgen van de verzanding te beperken van de Aa, IJzer en Zwin, waardoor Sint-Omaars, Ieper en Brugge minder goed bereikbaar werden. Biervliet diende ook als steunpunt tegen Holland.
De Vlamingen dreven handel met Engeland, de Baltische landen en Frankrijk en over land met het Rijnland en Italië. Vooral de wolhandel met Engeland was van groot belang voor de opkomende lakennijverheid. De rijkdom van vele Vlaamse steden — hun belforten en lakenhallen getuigen hiervan — is hieraan te danken. Daarnaast was er een belangrijke graanvaart op Engeland en via Holland op Hamburg. Sint-Omaars werd in de twaalfde eeuw de belangrijkste noordelijke doorvoerhaven voor Franse wijn. Deze eeuw was de doorbraak van de Vlaamse koopvaardij, met handel op Engeland, het Baltische gebied en Zuidwest-Frankrijk, naast de landwegen naar het Rijnland en Italië, later slechts tot de jaarmarkten van Champagne.
Margaretha en haar man Boudewijn de Moedige volgde snel haar broer op voordat koning Filips het graafschap aan de kroon liet vervallen. In 1194 volgde haar zoon Boudewijn IX van het huis Henegouwen haar op als graaf van Vlaanderen en Henegouwen. Boudewijn nam deel aan de Vierde Kruistocht en het beleg en val van Constantinopel (1204). Zijn broer Filips I van Namen trad op als regent. De kruisvaarders stichten het Latijnse Keizerrijk en kozen Boudewijn tot keizer in 1204. tijdens het beleg van Griekse Edirne (stad), dat gesteund door de Bulgaarse tsaar Kaloyan van Bulgarije, werd Boudewijn in 1205 gevangengenomen en niet meer weer gezien. In 1206 stuurde het Bulgaarse Rijk een brief naar paus Innocentius III en meldde dat Boudewijn was overleden.
Margaretha (1202-1280) was als 10-jarige getrouwd met Burchard van Avesnes, later in 1221 stemde ze onder druk toe tot ontbinding van het huwelijk en hertrouwde in 1223 met Willem van Dampierre. Gravin geworden, bestuurde ze samen met haar zoon uit haar 2de huwelijk Willem II van Vlaanderen. Jan van Avesnes, zoon uit haar eerste huwelijk verzette zich hiertegen. Koning Lodewijk IX van Frankrijk bemiddelde en verdeelde: Vlaanderen voor Willem, Henegouwen voor Jan. Jan zocht een bondgenoot in de graaf van Holland, Willem II van Holland en trouwde met zijn zus Aleid van Holland en verbond het graafschap Henegouwen en Holland voor 2 eeuwen. Na vertrek van de koning op kruistocht volgde de Vlaams-Henegouwse Successieoorlog. Willem kwam om het leven tijdens een toernooi (men verdacht Jan van kwaad opzet) en Jan versloeg zijn opvolger Gwijde bij de Slag bij Westkapelle in 1253. In 1254 keerde Lodewijk IX terug en bevestigde zijn eerdere arbitrage. De oorlogen hadden Vlaanderen veel geld gekost en Margaretha was genoodzaakt veel macht aan de steden te geven.
Door het huwelijk van Margaretha van Male in 1369 met Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, jongere broer van koning Karel V van Frankrijk, kwam hieraan een einde en ging Vlaanderen over in handen van het Huis Valois, dat heerste over het hertogdom Bourgondië. In 1404 ontstond er onder Margaretha van Male voor een korte tijd een personele unie tussen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant (deel van het Duitse Keizerrijk). Vanaf 1464 is er terug een personele unie met Brabant en wordt de basis gelegd voor de natievorming van de Nederlanden. Filips de Goede richt de Staten-Generaal der Nederlanden op.
In de 15de eeuw was Vlaanderen een goudmijn voor Lodewijk van Male en Filips de Stoute.
In 1470 telde het graafschap ongeveer 750.000 inwoners, waardoor het in vergelijking met het hertogdom Brabant zeker dichtbevolkt was.
De Zeventien Provinciën in de 16e eeuw (1506-1598)
In de eerste decennia van de zestiende eeuw werd het graafschap betrokken bij de Gelderse Oorlogen. In 1506 wordt keizer Karel V de nieuwe graaf van Vlaanderen. Echter tot 1515 fungeert zijn grootvader, keizer Maximiliaan I van Oostenrijk, als voogd. Zo ontstond tijdelijk de situatie dat de keizer van het Heilige Roomse Rijk een leenman was van de Franse koning. Keizer Karel heroverde Doornik op Frankrijk en op 2 januari 1522 liet hij het rechtsgebied van het Frans Parlement over Vlaanderen en Artesië opheffen. Na de Italiaanse Oorlogen (terug met Frankrijk) kwam Kroon-Vlaanderen formeel los van Franse kroon (Vrede van Madrid 1525 en Damesvrede van Kamerijk 1529). Daarmee werd het laatste spoor van het Franse opperleenheerschap uitgewist en werden de Bourgondische gebieden één aansluitend geheel over de oude grens van het verdrag van Verdun heen.
Door de Pragmatieke Sanctie van 1549 werd de personele unie van de Lage Landen gebetonneerd. Deze constitutionele akte bepaalde dat Vlaanderen onderdeel werd van de Zeventien Provinciën, die de Nederlanden uitmaakten en vanaf dat ogenblik steeds als één geheel overgeërfd zouden worden. Vanaf dan maken de Nederlanden officieel geen deel meer uit van het Heilige Roomse Rijk, een proces van losweking dat al ingezet werd door Filips de Goede in 1464.
Na de Franse Revolutie werd het graafschap niet hersteld, maar werden de twee departementen als de Nederlandse provincies Oost- en West-Vlaanderen op in een nieuwe Nederlandse eenheidsstaat, en later door de Belgische Revolutie in het unitaire België.
Koninkrijk België (1830)
De titel graaf van Vlaanderen werd overgenomen door de Belgische vorsten en bleef verder bestaan. Hij werd in de regel aan de tweede in lijn voor de opvolging als koning der Belgen gegeven. De titel van graaf van Vlaanderen werd afgeschaft bij Koninklijk Besluit van 16 oktober 2001.
Onder Vlaanderen verstaat men tegenwoordig in eerste instantie het noordelijke gewest van België, dit is de samenvoeging van het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap.
Gysseling, M. en Dhondt, J. (1948): Vlaanderen, oorspronkelijke ligging en etymologie, in Album Prof. Dr. Frank Baur p.192-220, Leuven,
Gysseling, M. (1960): Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226), Tongeren,
Blok, D.P. (red) et al (1977-1983): Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, ISBN 9022838005
Blom, J.C.H., Lamberts, E., redactie (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn, ISBN 90-5574-474-3
Dhondt, J. (1943): Korte geschiedenis van het ontstaan van het graafschap Vlaanderen van Boudewijn de IJzeren tot Robrecht den Fries, Brussel – Den Haag.
Dhondt, J. (1941-1942): Het ontstaan van het vorstendom Vlaanderen, Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis, XX, 553-572 en XXI, 53-93. [3]
Ganshof, F.-L. (1944): Vlaanderen onder de eerste graven, Antwerpen.
Niermeyer, J.F., Presser, J., Van Houtte, J.A. (1949-1958): Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Haarlem – Antwerpen.
Voet, L. (1942): De graven van Vlaanderen en hun domein, 864-1191, Wetenschappelijke Tijdingen, VII, 25-32.
Roel Zijlmans, Troebele betrekkingen: Grens-, scheepvaart- en waterstaatskwesties in de Nederlanden tot 1800 (Hilversum, 2017, ISBN 978-90-8704-637-8), par. 2.9-2.12 en 3.2-3.24.
↑[1] 1302: Opstand in Vlaanderen, Jan Frans Verbruggen, Rolf Falter p 22
↑[2] Van Clovis tot Di Rupo: de lange weg van de naties in de Lage Landen, Lode Wils 2005, p 30. Gearchiveerd op 16 juli 2023.
FG FD) Geheel of deels verloren aan Frankrijk1659–1713; RG RD) Geheel of deels verloren aan de Republiek1581–1715; V) Door vererving bij een andere kreits