De tijdlijn van de Lage Landen is een chronologische lijst van feiten en gebeurtenissen betreffende de Lage Landen, een gebied dat ongeveer de laagvlakte in Nederland, België en sommige aangrenzende streken beslaat, gelegen rond de grote rivieren van Noordwest-Europa die in de Noordzee en het Nauw van Calais uitmonden. Daarin vormden zich variërende eenheden onder respectievelijk Keltisch-Germaanse, en Romeinse invloeden. Vervolgens evolueerden zij onder impuls van de kerstening mee in grotere imperiums met een toenemend feodale structuur. De opkomst van de steden zorgde voor toename in rijkdom, maar ook verschuiving van de macht en versplintering. Pogingen tot centralisatie wisselden af met tendensen tot autonomie.
Klik op een jaartal hieronder om het scrollen te beperken
Tijdlijn van de Romeinse tijd (~100 v.C.- 4e eeuw n.C.)
~55 v.Chr.
De Belgae worden van 57 tot 51 v.Chr. onderworpen door Julius Caesar. Wel vinden er nog opstanden tegen de Romeinse overheersing plaats tot de eerste eeuw na Chr.
Het gebied van de Lage Landen tussen de Rijn en de Seine wordt nu Gallia Belgica, een Romeinse provincie. Daar ontstaan Romeinse nederzettingen.
Een volledig Romeins legioen en 5 cohorten (alles tezamen zo'n 7200 soldaten) worden door de Eburonen onder leiding van Ambiorix bijna helemaal vernietigd. Ambiorix vormt terzelfder tijd een alliantie van alle andere Belgische stammen om zich collectief tegen de Romeinen te verzetten. Na zijn overwinning voegt zijn leger zich bij de Nervische strijdmacht en belegert Quintus Cicero's winterkamp.[2]
De Romeinse strijd duurt een aantal jaren, maar tegen de negen legioenen van ongeveer 50.000 getrainde soldaten die Caesar naar Belgica stuurde zijn de Belgen uiteindelijk niet opgewassen. De stammen worden geleidelijk afgeslacht of verdreven en hun akkers systematisch platgebrand. De Eburonen verdwijnen vanaf dat moment volledig uit de geschiedenis. Ambiorix weet echter samen met enkele manschappen de Rijn over te steken naar Germanië, waarna hij spoorloos is.
"...Horum omnium fortissimi sunt Belgae..." ("van al dezen zijn de Belgen de sterksten"), schrijft Caesar naar aanleiding van zijn ervaringen in zijn De Bello Gallico.
50 v.Chr.
De Bataven, waarschijnlijk een afsplitsing van de Chatten, vestigen zich in het Rivierengebied (ruwweg de huidige Betuwe). Westelijk hiervan bevolken de Cananefaten het gebied in de delta tussen de mondingen van de Rijn en de Maas (het huidige Leiden, Den Haag, Rotterdam en het Westland). Ten noorden van de Rijn bevinden zich de Frisii.
De Germaanse stam van de Tungri wordt het voor een groot deel ontvolkte, vruchtbare gebied in Gallia Belgica (de Maasvallei en de Haspengouw) toegewezen, dat eerst toebehoorde aan de door Caesar grotendeels uitgeroeide Eburonen.
Er ontstaan veel nieuwe plaatsen, waaronder Trier, Keulen, Tongeren en Doornik. Vaak hebben deze het achtervoegsel(i)acum of 'domein' (vb. in Cortoriacum), castra of 'kamp' (vb. in Kester), of castellum of 'kasteel' (vb. in Kassel). Deze plaatsen maar ook kleinere gemeenschappen (vici) worden een afzetgebied voor de producten van de Noord-Gallische landbouw en de inheemse ambachten. Zo ontstaat er een bloeiende handel met Italië en ook met de rest van Gallia wordt die steeds intensiever.
Er zijn aanwijzingen van toenemende handel met Brittania, ook vanuit de Rijndelta. Het gaat vaak om zoutleveringen, een lekkernij voor de Romeinen die er doorlopend ettelijke tonnen van verbruiken.
Aan de kust groeien de vissersdorpen en worden de oude zoutwinningsbedrijven van de Menapii gemoderniseerd. In Haspengouw ontstaan grote landbouwbedrijven (villae) en ook de textielnijverheid komt sterk opzetten en er worden grote kuddes schapen gehouden voor de wol. Paarden worden gefokt en verkocht door de Treveri. Andere economische activiteiten zijn houthakken, kolenbranden, ijzer-, zink-, en kalksteenwinning.
De oude Keltische baan Boulogne-Keulen (Chaussée Brunehaut), ook bekend als de Via Belgica, is, naast de rivieren, een belangrijke economische ader in de Lage Landen. Hij bestaat nog vooral uit sintels en wordt ook voor de Romeinen belangrijk. De soldaten leggen op delen ervan een heerweg aan. Tegelijk maken zij een aftakking noordoostwaarts via de nieuw gestichte stad Tongeren.
9 v.Chr.
Drusus overlijdt na een val van zijn paard ergens langs de Lippe, zij het na een zeer succesvolle veldtocht enkele jaren daarvoor. De Friezen hadden toen, aldus de latere Romeinse senator en geschiedschrijver Cassius Dio, eieren voor hun geld gekozen en met hun hulp had hij de Chauken bij de Eemsmonding verslagen. Hij had ook de Drususgracht en Drususdam laten aanleggen. Zijn hoofdkwartier had hij op het Kops Plateau ten oosten van het huidige Nijmegen.
Het Romeinse leger heet in de provincia Germania Inferior "Exercitus Germaniae Inferioris" ("strijdkrachten van Neder-Germanië") op inscripties afgekort als EXGERINF. Het bestaat uit meerdere (tot vier) legioenen en Auxilia of hulptroepen. Van de Bataven en de Cananefaten samen zijn constant 5000 tot 6500 mannen in dienst. Daarvoor leveren de Cananefaten jaarlijks 24 nieuwe rekruten, de Bataven meer dan het tienvoud. Daarvan komen amper de helft terug als veteranen.[3]
Dat de meeste vrouwen niet met hun mannen mee op zending gaan, resulteert de facto in een sociaal gedomineerd Germania Inferior van vrouwen, kinderen en ouderen.[4]
4
PrincepsAugustus zegt toe dat Tiberius, de oudere broer van Drusus, zijn opvolger is. Deze heeft de veldtochten van zijn broer voortgezet, waardoor het gebied tussen de Rijn en de Elbe nu in handen is van de Romeinen.
In 1996 wordt bij Vlaardingen een boemerang gevonden, waarschijnlijk van een Cananefaat.
9
De Friezen, Bataven en Cananefaten komen niet in opstand na de Romeinse nederlaag in de Slag bij het Teutoburgerwoud tegen Arminius. De eerste vermelding van de Cananefatenstam heeft betrekking op een ala Caninefas, een Cananefaatse ruitereenheid in Romeinse dienst.
14
Nadat Augustus overlijdt, breken er onlusten uit onder de Romeinse troepen. Germanicus weet deze te bezweren en de twee jaar daarna besteedt hij aan veldtochten tegen Arminius, geholpen door zijn Bataafse cohorten. Keizer Tiberius geeft Germanicus uiteindelijk in 16 opdracht de strijd in Germanië op te geven.
De Rijn vormt nu de definitieve grens tussen het Gallische Rijk en Germanië.
De Bataven dienen ook als de lijfwacht (corporis custos) van onder anderen Tiberius en de latere Nero.
28
Nadat Olennius onredelijke belastingen eist, komen de Frisii in opstand. De ala Caninefas, de Cananefaatse ruitereenheid in Romeinse dienst, vecht tegen de Frisii tijdens de Slag in het Baduhenna-woud. Daar lijden de Romeinen een nederlaag, waarna Olennius zich terugtrekt in het castellumFlevum. De opstand veroorzaakt paniek tot in Noviomagus. Dat weten we omdat iemand zijn geld in allerijl begroef en het nooit weer heeft gevonden. Uit het verslag van Tacitus van de gevechtshandelingen kunnen we opmaken dat ook de Cananefaten een gevoelig verlies lijden. Veel mannen sterven in de omgeving van castellumFlevum en het bos van Baduhenna.
29
De Tolsumer Akte, gevonden in Friesland, is de oudste bewaarde geschreven tekst van de Lage Landen.
47
Corbulo brengt de vloot van de Chauken tot zinken. Dezen plunderen onder leiding van de Cananefatischeoud-legionairGannascus de kust van Gallia Belgica en Germania Inferior. De Rijn wordt door Claudius als limes vastgesteld, hoewel de Frisii onder Romeins bestuur blijven. De rivier geldt zowel als scheidingslijn tussen de gebieden, als bindend element, doordat deze transport en communicatie vereenvoudigt.
Claudius verbiedt verdere veldtochten tegen de Germanen aan de andere kant van de Rijn, omdat hij de prioriteit geeft aan de invasie van Britannia. Corbulo laat dan maar het kanaal van Corbulo graven, een verbinding tussen de Maas en de Oude Rijn.
58
De Friese aanvoerders Malorix en Verritus worden Romeins staatsburger, maar moeten het stuk grond ten zuiden van de Rijn dat zij bezet hebben verlaten.
60
De ala Caninefas, de Cananefaatse ruitereenheid in Romeinse dienst, vecht in Britannia mee tegen de Iceni die onder leiding van de Keltische koningin Boudicca staan.
69
De legendarische priesteres-koningin Veleda moedigt een Bataafse Opstand aan waarvan zij de gunstige afloop voorspelt.
Tijdens het machtsvacuüm van het Vierkeizerjaar na de dood van Nero wordt die Bataafse Opstand onder leiding van Julius Civilis uitgevoerd. Alle Romeinse vestingen en vestigingen in Germania Inferior en Gallia Belgica gaan in de vlammen op, inclusief Oppidum Batavorum en Tongeren. Ook vrouwen nemen deel aan de strijd.[5] Het jaar daarop wordt de opstand neergeslagen.
Germania Inferior (met hoofdstad Keulen) krijgt de status van volwaardige Romeinse provincie, en wordt dus nu ook financieel onafhankelijk van Gallia Belgica, tijdens het bewind van keizer Domitianus. Dit blijft zo tot midden 3e eeuw.
De Chauken trekken plunderend rond, wat de reden is dat uit deze tijd veel muntschatten gevonden worden die ter bewaring zijn begraven.
~175 n.Chr.~250
De Sarcofaag van Simpelveld is aan de binnenkant in reliëf gebeeldhouwd, tonend een liggende vrouw op een 'houten' rustbed uit de Gallo-Romeinse periode. Naast haar is het interieur van haar huis weergegeven met meubels en ander huisraad. De kist bevatte nog een aantal typisch vrouwelijke grafgiften zoals enkele gouden sieraden, een zilveren spiegeltje, een glazen flesje, een flacon van aardewerk. De stijl komt overeen met die van de Etrusken.
212
Door de Constitutio Antoniniana krijgen alle vrije burgers in de provincies het Romeinse burgerrecht, waardoor keizer Caracalla meer belastingen kan innen.
235
Keizer Severus Alexander wordt vermoord, waarna de Crisis van de derde eeuw volgt waarin de ene soldatenkeizer de andere opvolgt, vaak met geweld. Hierdoor verdwijnt de invloed van het centrale Romeinse gezag in Germania Inferior. De crisis eindigt pas in 284 als Diocletianus aan de macht komt.
240
De Franken worden voor het eerst genoemd als zij zich in het Rijk willen vestigen en de Rijn oversteken, waarna hun krijgers plunderend door Gallië trekken. Ze worden echter bij Mainz verslagen, waarna ze zich aan de oostoever vestigen.
Een steeds groter wordend aantal Germanen steekt de Rijn over om dienst te nemen in de grenslegioenen of zich als landbouwers in de provinciën te vestigen.
~250
Kusterosie zorgt ervoor dat het water komt tot aan het castellum van Oudenburg (waarschijnlijk Portus Epiatici). Ook Brittenburg, de meest westelijke Romeinse fortificatie aan de Oude Rijn, komt onder water te staan. De Romeinen kunnen de strijd tegen het water niet winnen en verlaten het gebied.
256
Vanaf 256 steken Frankische krijgers de Rijn over en wordt geheel Gallia geplunderd en worden vele steden en dorpen verwoest.
260
Een nieuwe inval van de Franken markeert het begin van het einde van Germania Inferior als welvarende Romeinse provincie.
Door het heersende machtsvacuüm kan onder Postumus het Gallische keizerrijk ontstaan naast het echte Romeinse Rijk. Het Gallische keizerrijk (260-274) (Imperium Galliarum) omvat de drie Gallische provincies, Germania Inferior, Germania Superior, Britannia, Hispania en korte tijd ook Raetia.
Postumus weet de tot in Spanje doorgedrongen Franken daar te verslaan en bestrijdt de Frankische zeerovers bij de Nederlandse kust.
~270
Na de dood van Postumus weten de Ripuarische Franken zich toch over de Rijn te vestigen, waarmee een einde komt aan de romanisering.
Zo tussen 270 en 300 n.Chr. verdwijnt een groot deel van de bevolking in het westen en zuidwesten van Nederland. Grote delen van het gebied raken zo goed als ontvolkt.
~280
In het kielzog van de opstand van Carausius (286-293), een vooraanstaand Menapiër die met de bewaking van de zeekust belast was, hebben de Salische Franken zich meester gemaakt van het eiland der Bataven en bedreigen zij de Lage Landen langs het noorden, terwijl de Ripuariërs deze langs het oosten bedreigen.
~295
Keizer Constantius I Chlorus onderwerpt de Franken, van wie hij een deel naar Noord-Frankrijk overbrengt, maar uiteindelijk wordt rond 296 een verbond gesloten met de Saliërs. Deze Salische Franken beschermen nu de grens tussen Nijmegen en de zee tegen andere Germanen.
~297
Vanaf ca. 297 wordt Belgica door keizer Diocletianus gesplitst in Belgica Prima (letterlijk : Eerste België) met hoofdstad Trier in het zuidoosten en Belgica Secunda met als hoofdstad Reims in het westen. Het in het noordoosten gelegen Germania Inferior (met hoofdstad Keulen) was al op het einde van de eerste eeuw van Belgica losgemaakt.
Belgica Prima wordt nu de Romeinse provincie die de Ardennen in de meest ruime betekenis omvat.
~299
In de 3e eeuw blijven de Germaanse stammen binnentrekken. Daarom beginnen de Romeinen de bouw van nieuwe limes, namelijk de Litus Saxonicum langs de kust en de fortengordel langs de belangrijkste wegen tussen de kust en de Rijn. Zo was er een fort in Oudenburg. Toen het gebied ten noorden van deze laatste linie opgegeven moest worden, kon deze limes nog enige tijd weerstand bieden en het gebied ten zuiden ervan bezet blijven.
~300
Bij de aanvang van de 4e eeuw is de streek die begrensd is door de Rijnbocht tussen Keulen en de Noordzee het terrein van onophoudelijke grensoorlogen tussen Franken en Romeinen. Hoewel de overweldigers teruggedreven worden door Constantius Chlorus, door Constantinus, en door Julianus, hernieuwen zij onvermoeibaar de aanval, die steeds moeilijker af te slaan is. De streek ten noorden van de Ardense heuvels en van Henegouwen wordt door de heirscharen doorkruist en door de barbaren verwoest, ontvolkt en in een woestenij herschapen. De Rijn volstaat niet meer om de vijand af te houden.
Oude cultusplaatsen blijven in gebruik, "Lieux Forts" ('Sterke Locaties') en vervolgens "Saints Forts" ('Sterke Heiligen') genoemd, zoals die van Chartres, waar later rond de Keltische waterput de eerste kathedraal in Romaanse stijl zal komen. De ronde waterput van meer dan 33 meter diepte steunt op een vierkante voet, waarvan de hoeken naar de vier windstreken wijzen.
Voor het eerst wordt de bisschoppelijke inrichting gesticht te Trier. De bisschop breidt in de loop van de 3e eeuw zijn invloed over gans Neder-Germanië uit.
~310
Reeds ten tijde van Maternus (313) maakt Keulen een onderscheiden bisdom uit, dat wellicht de civitas Tungrorum omvat. De kerstening loopt echter met zulke rasse schreden, dat een afzonderlijk bisdom Tongeren wordt opgericht.
Servaas van Maastricht, wiens aanwezigheid bij de kerkvergaderingen te Sardika (347) en te Rimini (359) met oorkonden bevestigd is, wordt de eerste authentieke bisschop van wie in de geschiedenis der Lage Landen gewag wordt gemaakt.
In Chartres wordt de eerste kathedraal gebouwd rond de oude Keltischewaterput. Deze kerk in Romaanse stijl wordt "cathédrale d'Aventin", (kathedraal van Aventin) genoemd naar de eerste bisschop van de stad.
Rond het einde van de 4de eeuw zijn de Morienen nog heidenen, en het feit dat hun apostel Victricius (tussen 383 en 407) uit de ver verwijderde stad Rouans komt, laat vermoeden dat de bisdommen van Noord-België in die tijd nog maar weinig structuur hebben.[6]
402
Stilicho roept de Romeinse troepen terug van de grensgebieden om Italië te verdedigen tegen de Goten.
De villa's in de Lage Landen vervallen. De bewoners beginnen zich van de Romeinse gewoonten af te wenden en deels terug te keren tot hun oude cultuur.
Bourgondië, waar zich sinds de 1e eeuw de KeltischeAedui ophielden, wordt als koninkrijk gesticht, en zal al vroeg in de geschiedenis een zelfstandig gebied van het koninkrijk Frankrijk worden.
Blokker, B., Es, G. van, Spiering, H. (1999): De vaderlandse geschiedenis in jaartallen, Uitgeverij Balans, Amsterdam, ISBN 9789050186544
Kruta V., Frey, O.H., Raftery, B. & Szabo M. (1991): The Celts - (The Origins of Europe), Thames & Hudson Ltd., Londen ISBN 978 0500 015247
van Driel-Murray, Carol, (2005): Those who wait at home in Ulrich Brandl, Frauen und Romisches Militar - Ten papers from a round-table session presented at a conference in Xante, Duitsland, ISBN 978-1407301983
Encyclopædia Britannica, Ultimate Reference Suite (2009): History of the Low Countries, & The Netherlands, Chicago.
Literatuur
Aldhouse-Green, Miranda Jane, (1996): The Celtic Goddess as Healer in Sandra Billington (ed). The Concept of the Goddess
Asaert, G., Bosscher, Ph.M., Bruijn, J.R., Hoboken, W.J., van et al (1976-1978): Maritieme geschiedenis der Nederlanden, De Boer Maritiem, Bussum
Berendsen, H.J.A. (2004): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, ISBN 90-232-4075-8
Blom, J.C.H., Lamberts, E., redactie (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn, ISBN 90-5574-474-3
Janssen, P. e.a. (red) (1996): De gouden delta der Lage Landen. Twintig eeuwen beschaving tussen Seine en Rijn, Mercatorfonds, Antwerpen
van Driel-Murray, Carol, (2005): Those who wait at home in Ulrich Brandl, Frauen und Romisches Militar - Ten papers from a round-table session presented at a conference in Xante, Duitsland, ISBN 978-1407301983
ter Haar, Jaap (2005): Geschiedenis van de Lage Landen Ten Have, Kampen, ISBN 9025954693online
ter Haar, Jaap (2006): Geschiedenis van de Lage Landen Uitgeverij Kok, Kampen, ISBN 9043506427
Nouwen, Robert (2009): Keizer Augustus en de Lage Landen Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789058265890
Romein, J. en A. (1977): De lage landen bij de zee. Een geschiedenis van het Nederlandse volk, Den Haag-Antwerpen
van Cauwelaert, Frans,Alfons De Cock, Jan Denucé, Max Rooses e.a. (1912-1913): Vlaanderen door de eeuwen heen, 2 dln. Elsevier, Amsterdam
↑Murrey (2005): p.87 "and the reality is that society in Germania Inferior was dominated by women, children and the elderly"
↑Romeinse geschiedschrijvers vertellen dat vrouwen mee met hun mannen naar het strijdfront trokken, hun gezicht blauw schilderden en hun tanden rood. Ze schaamden er zich niet voor hun lichaam te ontbloten om de preutse Romeinen een extra shock te geven. Hun gekrijs was op zich al angstaanjagend genoeg voor de Romeinse soldaten, het waren bovendien allemaal veel grotere vrouwen dan de Romeinen zelf waren. Diodorus Sicullus zegt hierover: “De Gallische vrouwen lijken niet alleen vanwege hun grote lichaamslengte op hun mannen, ze evenaren die ook in strijdgeest.” De Romeinen noemden deze manier van strijden “Furor”. Het begrip is zeker niet zonder verband met dat van de “Berserker”, de term voor in extatische razernij verkerende Keltische en Germaanse krijgers.