De stam is de verhoute hoofdstengel van de boom, het centrale gedeelte van een boom. De stam wordt gedragen door de wortels en draagt zelf de kroon met de takken. De stam ontwikkelt zich door secundaire diktegroei en wordt meestal omgeven door een beschermende laag schors.
Functie
De stam heeft verschillende eigenschappen. Zo biedt hij voldoende stevigheid bij sterke wind. De voedingsstoffen en water worden door de stam getransporteerd tussen de wortels en bladeren. Bij sommige bomen, zoals de mammoetboom, kan de bast van de stam tegen bosbrand enige bescherming bieden.
Evolutionair lijkt het waarschijnlijk dat de stam is ontwikkeld doordat de hoogste plant het meeste zonlicht kon vangen.
De stam wordt omgeven door de bast, die de boom bescherming biedt, en die vaak sterk verschilt tussen de boven- en de onderkant van de stam.