Een mierenbroodje (elaiosoom) is een aanhangsel aan zaden of vruchten van sommige plantensoorten, dat als voedsel kan dienen voor mieren. Het woord elaiosoom is afgeleid van het Griekse "elaion", dat olie betekent. Het is een uitgroeisel van de ring om de navelstreng (funiculus) of de zaadsteel. Hierdoor verspreiden de mieren de zaden verder van de plant af. Deze wijze van verspreiden heet myrmecochorie (Oudgrieks μύρμηξ (murmex) = mier; χωρεῖν (chōrein) = zich verspreiden). In België en Nederland komen ongeveer 200 plantensoorten voor die een mierenbroodje hebben.
Er zijn ongeveer vijftien mierensoorten, die mierenbroodjes als voedsel gebruiken. De mieren nemen het zaad mee naar hun nest. Tijdens deze tocht kan het mierenbroodje al van het zaad afbreken of anders wordt in het nest het voedsel van het zaad afgebeten en het zaad weer naar buiten gebracht. Het oliehoudende en koolhydraatrijke mierenbroodje wordt door mierenlarven gegeten.
Ook bij sommige insecten komen mierenbroodjes voor; zo dragen de eitjes van een aantal wandelende takken een zoet kapje waar mieren dol op zijn, dit wordt het capitulum genoemd.
Inhoudsstoffen mierenbroodje
Het mierenbroodje bevat vooral vetten en suiker met daarnaast weleens vitamine B, vitamine C, zetmeel en eiwit.[1] Vooral de suiker is belangrijk voor de mieren.[2] Meerdere onderzoekers hebben oliezuur in het mierenbroodje gevonden. Zo werd aangetoond dat de mierenbroodjes van enkele planten ricinolzuur bevatten, dat ook in de larven van de glanzende houtmier voorkomt. Een experiment liet zien dat de werksters van deze soort zich massaal verzamelden bij een in oliezuur gedrenkte schnitzel en dat deze vervolgens het nest werd ingedragen. Het mierenbroodje van het maarts viooltje bevat 1,2-diolein, dat bij de mierensoort Aphaenogaster rudis een vergelijkbare reactie oproept.[3]
↑Andreas Bresinsky: Bau, Entwicklungsgeschichte und Inhaltsstoffe der Elaiosomen. Studien zur myrmekochoren Verbreitung von Samen und Früchten. Schweizerbart Verlag. Stuttgart 1963. (Bibliotheca Botanica, Heft 126, blz. 29.
↑Renate C. Fischer, Andreas Richter, Franz Hadacek und Veronika Mayer: Chemical differences between seeds and elaiosomes indicate an adaption to nutritional needs of ants. Oecologia Band 155, 2008, blz. 539-547.
↑D.I. Marshall, A.J. Beattie und W.E. Bollenbacher: Evidence for diglycerides as attractants in ant-seed interaction. Journal of Chemical Ecology Band 5, 1979, blz. 335-344.