Léon Bourgeois was van Joodse afkomst. Zijn vader was een klokkenmaker. Hij volgde een opleiding tot koopman en studeerde daarna rechten. Tijdens de belegering van Parijs (1870) door de Duitse troepen in de Frans-Duitse Oorlog nam Bourgeois als vrijwilliger deel aan de verdediging van de stad. Als artillerist werd hij tweemaal onderscheiden. Na zijn promotie vestigde hij zich als advocaat in Parijs. Na een korte loopbaan als advocaat trad hij toe tot het prefectorale bestuur. In 1877 werd hij secretaris-generaal van de prefectuur van het departement Marne. Vervolgens was onderprefect (sous-préfet) van Reims (1880) en in 1882 werd hij prefect van Tarn; in 1885 werd hij prefect van Haute-Garonne. Uiteindelijk werd hij in 1887, tijdens de kritieke periode van het aftreden van presidentJules Grévy, prefect van politie van Partijs.
Op 1 november 1895 werd hij premier(Président du Conseil) van een links-liberaal kabinet. Hij nam ook de post van minister van Binnenlandse Zaken op zich (tot maart 1896, daarna was hij korte tijd minister van Buitenlandse Zaken). Het kabinet voerde belangrijke (sociale) hervormingen door, zoals de modernisering van de arbeidswetgeving, het onderwijs en de volksgezondheid, en de invoering van een progressieve inkomstenbelasting. De door conservatieven gedomineerde Senaat(Sénat) werkte het kabinet constant tegen en zegde medio 1896 haar vertrouwen in het kabinet op. Bourgeois dacht volkssteun hem eventueel in het zadel kon houden, maar deze bleef uit.
Bourgeois was in 1898 minister van Onderwijs en Schone Kunsten in het links-liberale kabinet-Brisson. Als minister organiseerde hij cursussen middelbaar onderwijs voor volwassenen.
In 1897 schreef hij het boek "Solidarité", waarin hij een samengaan van het individualisme van het liberalisme en het socialistischcollectivisme. Ook bepleitte hij in hetzelfde werk de oprichting van een volkenbond en de oprichting van een internaal hof van arbitrage. In 1899 en 1907 was hij samen met de baron d'Estournelles het voornaamste lid van de Franse delegatie bij de Eerste en Tweede Haagse Vredesconferentie[1][2] en viel hij op door zijn welsprekendheid en kunde[3]. Tijdens de Eerste Haagse Vredesconferentie was hij voorzitter van de abitrage-commissie en had een groot aandeel in de totstandkoming van het Permanent Hof van Arbitrage. In 1903 werd hij lid van het Permanent Hof van Arbitrage. Tijdens de Tweede Haagse Vredesconferentie zette hij zich opnieuw in voor arbitrair recht.
In de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog was hij nog een keer minister van Buitenlandse Zaken (juni 1914). Tijdens de oorlog (1914-1918) was hij meerdere malen minister: van 1915 tot 1916 en in 1917 was minister van Staat en in 1917 was hij minister van Sociale Zaken.
Voorzitter van de Volkenbond
Na de Eerste Wereldoorlog trad hij op de voorgrond als pleitbezorger van een volkenrechtelijke organisatie. In 1918 werd hij lid van de Regeringscommissie voor de Stichting van de Volkenbond. In 1919 was de Volkenbond een feit en zette hij zich in voor een eigen politie- en legermacht voor de Volkenbond, iets wat stuitte op onwil van het Verenigd Koninkrijk. In 1920 werd hij tot eerste voorzitter van de Volkenbond gekozen.
Voor hij wegens gezondheidsredenen uit de politiek stapte, was hij van 1920 tot 1923 nog voorzitter van de Senaat(Président du Sénat).
Léon Bourgeois overleed op 74-jarige leeftijd, op 29 september1925.