Italië stond bij aanvang van het toernooi op de zevende plaats van de FIFA-wereldranglijst.[1] Vijf Europese landen en EK-deelnemers stonden boven Italië op die lijst. Spanje was op de zesde plaats terug te vinden.[2] Spanje kende vier Europese landen en EK-deelnemers met een hogere positie op die lijst.
Italië en Spanje troffen elkaar voorafgaand aan deze wedstrijd al 37 keer. Beide teams wonnen elfmaal van elkaar en vijftien keer eindigde het duel onbeslist. Negen van deze ontmoetingen vonden plaats op een EK of WK. Van deze ontmoetingen won Spanje enkel de finale van het EK 2012. Italië won op het WK 1934, het EK 1988, het WK 1994 en het EK 2016. Wedstrijden tussen deze teams op het WK 1934, het EK 1980, het EK 2008 en het EK 2012 eindigden in een gelijkspel.
Voor Italië was dit haar tiende deelname aan een het EK en de zevende op rij. Vijf keer eerder bereikte Italië de halve finales. Drie van die keren bereikte Italië ook de finale. Spanje nam voor een elfde maal deel aan het EK en voor de zevende achtereenvolgende maal. Vier keer eerder bereikte Spanje ook de halve finales. Elk van deze keren bereikte Spanje ook de finale.
Italië werd groepswinnaar in een groep met Turkije, Zwitserland en Wales, waarna er in de achtste finales na een verlenging met 2–1 werd gewonnen van Oostenrijk en in de kwartfinales met 1–2 werd gewonnen van België. Spanje eindigde op de tweede plaats in een groep met Zweden, Polen en Slowakije, won in de achtste finales na een verlenging met 3–5 van Kroatië en won in de kwartfinales de strafschoppenreeks na een 1–1 gelijkspel tegen Zwitserland.