Hirsch Ballin is de zoon van de Duitse rechtsgeleerde Ernst Denny Hirsch Ballin, die in de jaren 30 terecht kwam in het kamp Buchenwald. Na de bevrijding werd hij hoogleraar in Amsterdam. Diens vrouw, Maria Koppe, was katholiek en voedde hun zoon met haar godsdienst op.
Loopbaan
Ernst Hirsch Ballin studeerde rechten aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Sinds zijn studietijd rekent hij zich tot het katholicisme. Hij is in 1979 aan de UvA gepromoveerd op het proefschrift Publiekrecht en beleid.
In april 1994 kwam zijn positie in gevaar door het politiek debat over de IRT-affaire, toen bleek, in tegenstelling tot de conclusies van de commissie-Wierenga, dat er bij het eind 1993 opgeheven Interregionaal Recherche Team (IRT) Noord-Holland/Utrecht wel degelijk sprake was van ongeoorloofde infiltratie-methoden in de georganiseerde misdaad.[1][2] Hirsch Ballin was daardoor genoodzaakt aan het eind van de kabinetstermijn, in de demissionaire periode na de verkiezingen van mei 1994, ontslag te nemen na het tumult over deze affaire[3], vrijwel direct gevolgd door Van Thijn. Hij werd tijdelijk opgevolgd door zijn staatssecretarisAad Kosto.
Vervolgens was hij van 1994 tot 2006 weer hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Brabant, deze keer in internationaal recht. Van 1996 tot 1998 was hij ook hoogleraar aangaande wetgevingsvraagstukken.
Vanaf 2000 was Hirsch Ballin eveneens lid van de Raad van State, totdat op 22 september 2006 bekend werd dat hij de dag daarvoor afgetreden minister Donner van Justitie was opgevolgd in het kabinet-Balkenende III.[4] Aan zijn portefeuille werd op 13 december het vreemdelingenbeleid toegevoegd, dat hij van Rita Verdonk overnam.
In het kabinet-Balkenende IV werd Hirsch Ballin opnieuw minister van Justitie. In deze functie vertolkte hij een belangrijke rol in het debat in de Tweede Kamer over de film Fitna. In dit debat stelde Geert Wilders door Hirsch Ballin belazerd te worden. Pas in 2020 werd duidelijk dat Hirsch Ballin zich in 2008 actief heeft ingezet om Wilders te vervolgen. Toen het OM geen strafbare feiten zag in Wilders’ uitspraken in diverse media over de islam, liet Ernst Hirsch Ballin tot drie keer toe een onafhankelijk expert aanrukken om die beslissing te heroverwegen. Dat bracht hem in ernstig conflict met het toenmalige college van procureurs-generaal.[5][6][7]
Hirsch Ballin kwam in mei 2008 onder vuur te liggen wegens zijn vermeende invloed in de arrestatie van de cartoonistGregorius Nekschot. Hij gaf echter aan de Tweede Kamer aan geen bemoeienis in de arrestatie te hebben gehad. Volgens de oppositie was het vervolgen van de cartoonist bedoeld om een uitspraak van de rechter over godslastering uit te lokken, om zo, via een omweg, het verbod op godslastering toch in te voeren tegen de wens van de meerderheid van het kabinet in.[8]
Op 2 oktober van dat jaar, tijdens het CDA-congres, keerde hij zich vierkant tegen de deelname van zijn partij aan het gedoogakkoord met de PVV van Geert Wilders. Daags voor het congres had hij dat ook al publiekelijk gedaan. Nadat eind april 2012 de gedoogconstructie met de PVV was stukgelopen en het kabinet-Rutte I was gevallen, riep hij op tot een openlijke bespreking binnen het CDA van de mislukte samenwerking.
Van 2011 tot 2021 was Hirsch Ballin opnieuw hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, met als leeropdracht Nederlands en Europees constitutioneel recht. Op 1 januari 2021 ging hij met emeritaat; hij werd opgevolgd als hoogleraar door Ingrid Leijten.
Van april 2014 tot april 2019 was Hirsch Ballin lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Hierna bleef hij tot april 2024 verbonden aan dit orgaan als adviserend lid.