Het Land van Waas werd een autonoom rechtsgebied dankzij de "Keure van het Land van Waas" (1241). Deze oorkonde is bewaard gebleven. Hij draagt de zegels van Johanna van Constantinopel, de gravin van Vlaanderen, en Thomas van Savoye, haar tweede echtgenoot. De keure werd plechtig overhandigd aan vier edellieden, die hem namens het Land van Waas in ontvangst namen.[1]
De keure werd een paar keer herroepen als bestraffing voor enkele opstanden tegen het grafelijke bestuur. Later werden de vrijheden weer hersteld. Dit gebeurde in 1277 door Gwijde van Dampierre, in 1330 door Lodewijk I van Vlaanderen en in 1453 door Filips de Goede.
Hoofdcollege en Landhuis
Het bestuur was in handen van een hoofdcollege. Dit college kwam oorspronkelijk samen onder een lindeboom op de Grote Markt van Sint-Niklaas. Het was de ceremoniële plek waar de Graaf van Vlaanderen zijn eed uitsprak, na zijn blijde intrede in het Waasland. Deze plechtige eed werd afgenomen door de eerste prelaat van het Waasland, in dit geval was dit de abt van Boudelo. Op 7 juni 1497 legde Filips de Schone op de Grote Markt zijn plechtige eed af in handen van de abt van Boudelo, die hiervoor naar Sint-Niklaas kwam.[2] Vanaf 1518 kwam het hoofdcollege samen in een houten gebouw.[3][4][5][6]
In 1541 werd er een gebouw gekocht op de Grote Markt, dat in de jaren daarna vergroot en verfraaid werd. Dit is het zogenaamde Landhuis van Waas, dat thans nog steeds zo bekend staat. De schepenbank van deze Keure vergaderde meestal in Sint-Niklaas, en zetelde daar haar Feodaal Hof van Waas om recht te spreken.[3][4][5][6]
Gentse Republiek
In 1578 komt het Waasland onder controle van de Gentse Republiek. De wegens collaboratie met de Spanjaarden afgezette hoogbaljuw Servaas van Steelant wordt door het Gentse calvinistische bestuur vrijgelaten, in ruil voor de erkenning van hun gezag. De besturen van de Wase dorpen werden ontbonden en vervangen door besturen trouw aan het nieuwe regime. Ook het hoofdcollege wordt, na protest bij de Raad van Vlaanderen, afgedankt en vervangen.[7]
Het Gentse beleid hield in dat de rooms-katholieke godsdienst zo veel mogelijk onderdrukt werd. De parochiekerken werden gesloten en de kerkschatten meegenomen. In 1578 al werden de o.a. Abdij van Boudelo en de Abdij van Roosenberg verwoest. In de plaats kwamen er calvinistische gemeenten in vrijwel alle Wase dorpen, met de bijhorende grondige versobering van de kerkgebouwen. Naarmate het Spaanse leger oprukte in het graafschap Vlaanderen, werd het repressieve beleid harder. Desondanks bleef de katholieke godsdienst overeind, en kon het calvinisme maar beperkt ingang krijgen. Dit gold vooral op het platteland.[7]
Op 1 november 1583 leverden hoogbaljuw Servaas van Steelant en schepen Louis Thierin, die beide nog steeds katholiek waren, het Waasland weer over aan de Spanjaarden.[7]
Afschaffing
De keure bleef van kracht tot het einde van de achttiende eeuw, bij het begin van de Franse overheersing. De traditionele bestuurlijke indeling ging op schop en het Waasland werd deel van het Scheldedepartement.
Rechtsgebied
Inwoners van het Waasland werden geacht zich te voegen naar de voorgeschreven costumen, met goedkeuring van de aartshertogin-landvoogdes. De costumen waren opgedeeld in verschillende rubrieken, die bepaalde aspecten juridisch omkaderden. Zo beschrijft rubriek I: de Graeve van Vlaenderen, als Heere vande Lande van Waes, heeft binnen dezelven Landen alle iustitie, hooghe, middle en nedere, die hy doet exerceren onder den resorte vande Camere vanden Raedt, geordoneert in zyn Landt ende Graefschap van Vlaenderen.[8]
Het rechtsgebied van de Keure van Waes besloeg een aanzienlijk deel van alle parochies, die soms waren verenigd onder dezelfde vierschaar:[9]
Een aparte rubriek van de costumen was gewijd aan de zogenaamde "apanagedorpen". Dit waren grotendeels onafhankelijke gebieden die slechts voor de lasten van de graaf of de vorst aan het hoofdcollege moeten gehoorzamen. Hierbij behoorden de parochies Beveren, Burcht, Eksaarde, Haasdonk, Rupelmonde en Temse, eveneens als enkele enclaves van de heerlijkheidBeveren in Sint-Niklaas, Belsele, Lokeren, Daknam en Haasdonk. Verder waren er nog de "vrije polders" Doel, Kallo, Kieldrecht en Verrebroek, die minder belastingen moesten betalen. En ten slotte waren er nog de "vazallen van de Keure" Kruibeke en Zwijndrecht die een afzonderlijk gerechtelijk statuut hadden, maar wel de belasting van de Keure betaalden. Later werden gingen deze indelingen echter op schop, zodat alle parochies gelijk behandeld werden. Een belangrijke opmerking is dat sommige dorpen gedurende het ancien régime nog geen onafhankelijke juridische entiteit vormden. Meerdonk bijvoorbeeld was tot 1846 slechts een gehucht van Vrasene.
Daarnaast waren er verschillende heerlijkheden, die onder bestuur stonden van de Wase adellijke families: Paddenschoot, Appelsvoorde, Varebeke, Puyenbeke, Aarschot, Ter Elst, Het Beversche, Sleutelhof, Caudenborg enz.
Bestuur
Hoofdcollege
Zoals de Keure voorschreef, werd een hoofdcollege geïnstalleerd in Sint-Niklaas dat de hoogste instantie van de streek was. Deze schepenbank bestond uit zeven Hoogschepenen en een Hoogbaljuw, die voor het leven benoemd waren. Zij hielden zich bezig met rechtszaken (zowel burgerlijk recht als strafrecht) in beroep die van de plaatselijke vierscharen kwamen, met het verdelen van belastingen en oorlogsbijdragen, en met het regelen van algemene bestuurszaken.[10]
Bestuursleden
Dit overzicht is mogelijk incompleet; u kunt helpen door het uit te breiden.
Aan het Waas Leenhof verbleven verschillende belangrijke lieden uit oude Wase geslachten, die regionaal en lokaal het bestuur vormden. Sommige titels en functies waren erfelijk, waardoor het aanzien van deze families generatie op generatie groter werd. Ook dient te worden aangestipt dat het merendeel van de Wase scabinale geslachten en patriciërs onderling huwelijken aangingen, en duurzame verwantschappen ontstonden. Volgens de gebruiken moesten hoogschepenen zich vestigen in het Waasland, waardoor verschillende leden van de Gentse adel zich vestigden in het Waasland.
familie Snouck, eigenaars van de omwalde hofstede Ter Snoecke
Jacobus Snouck-de Mare, schepen van Sint-Niklaas
Catharina Snouck, erfelijke dame van den Hauwe, Essche en Heysbroeck, gemalin van sr. Joannes van Landeghem, vanaf 1729 hoofdschepen van het Land van Waas
waaronder Petrus Augustinus Josephus Ysebrants, leenman aan het feodaal leenhof van Dendermonde
De hoogschepenen van Waas en andere edelen hadden talrijke bezittingen in het Land van Waas: zo bezat de prins van Arenberg heel wat poldergronden en heel Verrebroek. Onder de schepenen en baljuws vinden we de families Triest, Vander Sare, Vydt, Van Steelant, De Ghistelles, De Gruutere, Vander Gracht, De Moerman, De Jonghe, Keyaerts, Dullaert, Ramont, Van Pottelsberghe, enz.[3]
Cultuur
Er waren een negental rederijkerskamers erkend door het feodaal leenhof, allen gehoorzaamheid verschuldigd aan de Hoofdkamer van Waes, en allen een bloemrijke naam dragend. Zij hadden een bijzondere plek in het Land van Waes, en kenden een rijke traditie:[11]
Hoofdkamer: De Goudbloem, gezegd de “gautblommisten” (Behoud Simpel van Sinnen)
Kamer van Beveren: de Christus oog (Christus oogen onderdaen)
Kamer van Elversele: de Rode Roos (Onnoozel gesinde)
Kamer van Lokeren: de Wynpersch (Geschiedt uyt Liefde)
Kamer van Nieuwkerken: de Vlasbloem (Peist op’t sterven – Cogita mori)
Kamer van Rupelmonde: de Genoffel (Wat Schaet, dat groeit)
Kamer van Stekene: de Distelblom (Scherp om Grypen)
Kamer van Temse: de Wyngaerdrank (ootmoedig versaemt)
Kamer van Waasmunster: de Koornbloem (Jong zonder erg)
Landdekenaat
Het dekenaat Waas betrof een van de zeven dekenaten in het bisdom Gent, wiens grondgebied naast de Wase parochies ook Hulst en Zele omvatte. Aan het hoofd van dit dekenaat benoemde de bisschop van Gent een reguliere priester tot deken en beheerder van het sigillum decanatus Wasye (zegel van het dekenaat van Waas). De abt van de abdij van Boudelo stond op gelijke hoogte als de deken; zijn parochie behoorde niet tot het dekenaat maar stond onder rechtstreeks bestuur van de oratorianen. In 1805 viel de bevoegdheid van de abt aan de pastoor-deken van de hoofdkerk.
Periode
Naam
Opmerking
1235-1237
Joannes
1237-
Henricus
1268
Joannes
Pastoor in Zele
1287
Aegidius
Priester in Bazel
1474
Petrus vander Beken
Voorbeeld
1608-1638
Bernardus Hotsenius
Pastoor van Sint-Niklaas
1641
Petrus Duerincx
Pastoor in Waasmunster
1642-1645
Ulricus Mathonius
Pastoor in Sint-Niklaas
1653
Petrus de Mey
1676-1697
Paschasius de Cuyper
1711-1723
Lambertus Loyaerts
1763-1805
Joannes van Keersbulck
Galerij van feodale residenties in het Land van Waas
De Cipierage, de gevangenis van de baljuw, met centraal het wapenschild van de Spaanse koning, boven dat van de graaf van Vlaanderen, en rechtsboven het wapen van het Waasland.
↑ abcLes anciennes magistratures du pays de Waes et leurs titulaires: recherches historico-biographiques.- Emmanuel-Marie-Jean Van der Vynckt.-Edom, 1867
↑ abcDecavele, J., (2016) “Op de calvinistische toer. Het Land van Waas tijdens de overheersing van het revolutionaire Gent, 1578-1583.”, Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent 68. doi: https://doi.org/10.21825/hmgog.v0i0.3627
↑Costumen vanden lande van Waes.- Jan vanden Steene, 1620
↑De weerbare mannen van het Land van Waes in 1480, 1552 en 1558
↑Demey, A.; De Belie, A.; Bogaert, A.; Duys, A.; Van der Gucht; A.; Van den Branden, J.; Grumiau, D.; Van Roeyen, J. (2000) Stad in de tijd. Sint-Niklaas:Van Lijsebetten n.v.
↑De Goudbloem van Sint-Nikolaes: hoofdkamer van 't Land van Waes?- Ferdinand Augustijn Snellaert