De Amsterdamse School kenmerkt zich door gebruik van expressieve en fantastische vormen, verwant aan het expressionisme. Ze is in zekere zin ook een reactie op het rationele werk van H.P. Berlage en dan in het bijzonder op de Beurs van Berlage (1898-1903), die dus uitdrukkelijk niet tot de Amsterdamse School behoort maar gezien kan worden als het begin van het Nederlandse traditionalisme. Ook kan de ontwikkeling verklaard worden uit de overgang van Nieuwe Kunst en de buitenlandse varianten als jugendstil en art nouveau naar wat later – zeker wat betreft de decoratieve kunsten ook wel tot de art deco wordt gerekend. In 1916 bekritiseerde Michel de Klerk de werkmethodiek van Berlage en beschreef daarmee indirect op welke manier de beweging zich hiervan distantieerde.[1]
Voornaamste architecten
De belangrijkste architecten van de Amsterdamse School waren Joan van der Meij, Michel de Klerk en Piet Kramer, die allen gewerkt hebben op het bureau van Eduard Cuypers in Amsterdam. Joan van der Meij won in 1906 vier jaren achtereen de Prix de Rome, wat hem in staat stelde langdurig te reizen langs de hoogtepunten van de Europese architectuur. Zijn verslagen en tekeningen maakten grote indruk op de commissie van de Prix de Rome. Dit resulteerde in zijn aanstelling als stadsarchitect van Amsterdam en de opdracht van het Scheepvaarthuis te Amsterdam.
In 1910 verzamelde Van der Meij getalenteerde gelijkgezinden om zich heen om de grote klus van het Scheepvaarthuis vorm te geven en uit te voeren, waaronder zijn oude collegae De Klerk en Kramer. Ook veel andere architecten die later tot andere richtingen gerekend worden begonnen in de trant van de Amsterdamse School te bouwen, zoals J.B. van Loghem. Zij gaven samen invulling aan het uitbreidingsplan voor Amsterdam van Hendrik Berlage uit 1915. De Amsterdamse School werd een diverse, speelse stijl door de individuele inbreng van een grote groep architecten die zich conformeerden aan de gemeenschappelijke kenmerken van plastische gevels in baksteen, stilistische deurpartijen, grillige kozijnvormen met meerdere horizontale roeden en glas-in-lood ramen.
In 1925 werd op de wereldtentoonstelling in Parijs het Nederlands Paviljoen in Amsterdamse Schoolarchitectuur uitgevoerd naar een ontwerp van Jan Frederik Staal. Ook de inrichting van dit paviljoen was geheel in de stijl van de nieuwe kunst waaronder ook de Amsterdamse School nog werd gerekend. Ook de architect Jan Gratama heeft gebouwen in de Amsterdamse Schoolstijl gebouwd en was de eerste bouwkundige die deze term gebruikt heeft.
Voor de Olympische Zomerspelen van 1928 werd het Olympisch Park met het Olympisch stadion in Amsterdamse Schoolstijl gebouwd naar het ontwerp van Jan Wils. Voor de verwachte influx van toeristen ontwierp Gerrit Jan Rutgers het Grand Hotel Centraal, toendertijd het grootste en meest luxe hotel van Nederland.
Ondanks de grootscheepse vernieling van cultureel erfgoed in de jaren '70 en '80 van de 20e eeuw zijn meerdere topstukken uit de Amsterdamse School bewaard gebleven. Dankzij grondige restauratie zijn het Scheepvaarthuis, het Olympisch Stadion, het City Theater, De Dageraad, het Schip, De Bazel, de Jeruzalemkerk en tal van andere belangrijke exponenten nog steeds te bewonderen en in gebruik.
Daarnaast sieren veel publieke werken in Amsterdamse Schoolstijl nog steeds het straatbeeld, denk hierbij aan de door Joan van der Meij ontworpen openbare plaskrul, transformatorzuil en eerste brug als overkluizing van de Lijnsbaansgracht die het Leidseplein doorkruiste.
Van der Meij gaf Piet Kramer later zijn functie van bruggenbouwer. Kramer was uiteindelijk verantwoordelijk voor circa 200 Amsterdamse bruggen, waaronder als schoolvoorbeeld de Leidsebrug en de naar hemzelf genoemde P.L Kramerbrug.
Kenmerken
Kenmerkend voor de Amsterdamse School is het gebruik van veel baksteen en het toepassen van versieringen in de gevels, in baksteen of gebeeldhouwd natuursteen. De vaak plastische gevels zijn meestal gevuld met laddervensters en worden bekroond met steile daken en soms met torentjes versierd. Het plastische karakter en de soms zelfs symbolisch aangebrachte draagconstructie veroorzaakten soms problemen bij het aanbrengen van de werkelijke draagconstructie.
De verschijning der Fantasievollen, die argeloos spelen met de schatten van het rationalisme. Opofferend de praktische indeling en de belangstelling voor het constructieve element voor een ver doorgevoerd principe, namelijk het principe van de tevoren vastgestelde vorm.
Gebouwen uit de Amsterdamse Schoolperiode zijn met name grote (sociale) woningbouwprojecten, scholen en enkele utilitaire werken. Door de plastische gevels en de speelse indeling hiervan is er binnen deze stijl zelden sprake van massiviteit in de gebouwen. Zij zijn wel groot, maar ogen toch menselijk.
Het expressionisme van de Amsterdamse School was de tegenpool van het nieuwe bouwen.
Wendingen
Een belangrijke rol binnen de Amsterdamse School speelde het maandblad Wendingen. Toch werd niet uitsluitend architectuur getoond die nu tot de Amsterdams School te rekenen valt. Zo werd ook een van de boegbeelden van het Nieuwe Bouwen, de Van Nellefabriek te Rotterdam, uitgebreid afgebeeld. Het blad ontstond in januari 1918 op initiatief van enkele leden van het genootschap Architectura et Amicitia, een vereniging van architecten, beeldend kunstenaars, bouwkundigen et cetera, die, in tegenstelling tot het meer vaktechnische Bouwkundig Weekblad, meer aandacht wilden besteden aan de volgens hen verwaarloosde esthetische aspecten van de architectuur.
Een van de oprichters was Hendrik Wijdeveld, die tot 1925 de leiding had en tevens de typografie verzorgde, totdat het blad eind 1931 werd opgeheven. Erg veel zorg werd besteed aan typografie en vormgeving. Het ontwerp voor het vierkante omslag werd steeds door een andere kunstenaar verzorgd. De redactie wisselde vaak van leden. In de eerste redactie zaten onder anderen C.J. Blaauw, Piet Kramer, Mathieu Lauweriks en Richard Roland Holst.
In Amsterdam zijn ook veel bruggen uitgevoerd in de stijl van de Amsterdamse School. Veel van deze Amsterdamse bruggen zijn ontworpen door Piet Kramer.
Sinds 2001 is in een woningblok van Michel de Klerk aan het Spaarndammerplantsoen op nr. 140 Museum Het Schip gevestigd, waarin veel informatie te vinden is over de Amsterdamse School. Hier is ook een collectie Amsterdams straatmeubilair in de stijl van de Amsterdamse School te bezichtigen. Een dependance bevindt zich in het complex De Dageraad in Amsterdam-Zuid.
Honderd jaar Amsterdamse School
In 2016 werd het eeuwfeest gevierd van de Amsterdamse School. Het Scheepvaarthuis, beschouwd als eerste hoogtepunt van deze stijl, gebouwd in 1916, bestond honderd jaar. Gedurende 2016 werden diverse activiteiten georganiseerd om aandacht te schenken aan dit jubileum.[2]
Verschillende soorten straatmeubilair in de gemeente Amsterdam zijn ontworpen in de stijl van de Amsterdamse school, veel hiervan sinds 1918 door Pieter Lucas Marnette, zoals de staande blauwe Gemeentegiro-bus, brandmeldpalen (de 'rode wachter') en lantaarnpalen (de 'frontsoldaat'). Van de elektrische verdeelkasten en splitskasten staat er nog een groot aantal verspreid door Amsterdam: deze zijn gedurende zeker dertig jaar in nagenoeg dezelfde vorm geplaatst. De hangende brievenbussen van de Gemeentegiro werden ontworpen door Anton Kurvers. Een collectie straatmeubilair in de stijl van de Amsterdamse School is te bezichtigen bij Museum Het Schip aan het Spaarndammerplantsoen.
Brandmelder in de stijl van de Amsterdamse School (foto bma.amsterdam.nl)
Staande bus Gemeentegiro in de stijl van de Amsterdamse School (foto bma.amsterdam.nl)
Hangende bus Gemeentegiro in de stijl van de Amsterdamse School (foto bma.amsterdam.nl)
Elektrische verdeelkast (Kabelkast Model G) van de voormalige Gemeente-Electriciteitswerken
ABN Amro bankgebouw, Geldersche Credietvereeniging (1926, G.L. van Straaten), Melkmarkt
Literatuur
Amsterdamse bruggen. 1910-1950. Wim de Boer en Peter Evers. Uitgave Amsterdamse Raad voor de Stedebouw, 1983. ISBN 90-70665-02-6
De Amsterdamse School. Maristella Casciato. Uitgeverij 010, Rotterdam, 1991. ISBN 90-6450-116-5
Amsterdamse School. Architectura & Natura, Amsterdam, 1991. ISBN 90-71570-06-1
Straatmeubilair Amsterdamse School 1911-1940. Kasper van Ommen. Stadsuitgeverij Amsterdam, 1992. ISBN 90-5366-050-X
Amsterdamse School. Textiel 1915-1930. Ingeborg de Roode en Marjan Groot. Tentoonstellingscatalogus Nederlands Textielmuseum Tilburg/Uitgeverij THOTH Bussum, 1999. ISBN 906868-233-4
De Amsterdamse school. Annuska Pronkhorst en Sophie van Ginneken, Atrium, 2003. ISBN 90-5947-014-1
Versteende welvaart, (Amsterdamse School op het Groninger Hoogeland) 2007. Anja Reenders. ISBN 978-90-330-0653-1
Wendingen 1918-1932. Martijn F. Le Coultre, 280 pagina's Librero 2009. ISBN 978-90-5764-441-2
Piet Kramer, Bruggenbouwer van de Amsterdamse School. Sebas Baggelaar en Pim van Schaik. Stokerkade Cultuurhistorische Uitgeverij, Amsterdam; 2016. ISBN 978-90-79156-31-3