Hij was zoon van de zuivelhandelaar Adrianus Stoffel Kes en Cornelia Maria Krekelenbrug. Tijdens zijn verblijf in Leipzig huwde hij Bertha Auguste Elise Koch. In 1894 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ongeveer tegelijkertijd werd hij ook ridder in de Orde van Sint-Stanislaus. De Amsterdamse Willem Kesstraat is een zijstraat van de Beethovenstraat. Dordrecht kent een Willem Kes-plantsoen; ook andere steden hebben een openbare ruimte naar hem vernoemd.
In 1877 werd hij benoemd als eerste concertmeester van het Parkorkest (eerste versie) in Amsterdam en de Amsterdamsche Orkest-Vereeniging. Een jaar later, in 1878 werd hij directeur van de afdeling Dordrecht van Toonkunst en in 1883 dirigent van het toen nieuwe Parkorkest (tweede versie) in de Parkschouwburg in Amsterdam. In 1888 volgde zijn benoeming bij het nieuwe Concertgebouw met de opdracht een orkest samen te stellen naar zijn wens, het Concertgebouworkest. Bij zijn aantreden stelde het muziekleven in Nederland nog niet veel voor. Johannes Brahms schijnt in 1879 gezegd te hebben dat hij "alleen naar Amsterdam terugkwam om goed te eten en te drinken", niet voor de muziek.[1]
Kes maakte een einde aan de 19e-eeuwse gewoonte om een muziekuitvoering als allereerst een sociale gebeurtenis te beschouwen. Hij stelde de muziek centraal en bracht zowel zijn musici als het publiek een strenge discipline bij. Hij eiste van het -doorgaans pratende- publiek stilte tijdens uitvoeringen. Hij verbood het nuttigen van versnaperingen tijdens repetities en concerten, wat tot die tijd nog gangbaar was. Orkestleden die te laat kwamen op repetities konden rekenen op een boete. Wie slecht speelde moest nablijven en in de directiekamer zijn partij instuderen.
Zijn salaris bij het Concertgebouworkest bedroeg 5000 gulden per jaar, waarmee hij ver onder het niveau van buitenlandse collegae werkte. Ook de orkestleden verdienden relatief weinig, tussen de 500 en 1200 gulden per jaar. Dat was mede de reden waarom Kes in Schotland ging solliciteren naar een beter betaalde baan.[2]
Toen Kes in 1895 afscheid nam om bij het Scottish Orchestra in Glasgow in dienst te treden, speelde zijn opvolger Willem Mengelberg tijdens het afscheidsconcert als solist het pianoconcert in Es groot van Franz Liszt. Mengelberg (24) kreeg dankzij Kes de leiding over een zeer gedisciplineerd orkest, dat onder zijn leiding uitgroeide tot een van de beste orkesten ter wereld.
Met zijn Schotse orkest verzorgde hij in 1898 een aantal concerten in Nederland. Na zijn tijd in Schotland vertrok Kes in dat jaar naar Moskou. Hij sloot zijn muzikale carrière af in Koblenz, waar hij van 1905 tot 1926 directeur was van het conservatorium en dirigent van de Musikverein. Hij overleed op 78-jarige leeftijd in München.
Composities
Kes schreef voornamelijk werken voor orkest, waaronder een Symfonie in E Majeur, kamermuziek (waaronder een lijvige vioolsonate en een aan Eugène Ysäye opgedragen Romance in g-mineur) en liederen. Het door Kes gehanteerde idioom is voornamelijk laatromantisch. Naast eigen composities is van zijn hand ook een aantal manuscripten overgeleverd met bewerkingen en transcripties van werk van andere componisten.[3]
Literatuur
Rob Landman: Willem Kes - Toonkunstenaar uit Dordrecht. Uitg. de Nwe Bengel, Dordrecht, 2017, 416 blz. ISBN 978-94-629-9712-7
Bronnen, noten en/of referenties
Henri Viotta, Lexicon der Toonkunst, deel II, 1883, pagina 305
J.H. Letzer: Muzikaal Nederland 1850-1910. Bio-bibliographisch woordenboek van Nederlandsche toonkunstenaars en toonkunstenaressen - Alsmede van schrijvers en schrijfsters op muziek-literarisch gebied, 2. uitgaaf met aanvullingen en verbeteringen. Utrecht: J. L. Beijers, 1913, 90
↑'Nach Amsterdam komme ich nur zurück um gut zu essen und zu trinken.' Bron: Expositie Brahms in Nederland in Den Haag 1997, uitspraak tegen Julius Röntgen
↑Eduard Reeser - Een eeuw Nederlandse muziek 1815-1915, Querido, Amsterdam (1950, 2e druk 1986) p. 189-193