De verkiezingen werden gehouden als gevolg van de afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer die gekozen was bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1952.
De nek-aan-nek-race tussen KVP en PvdA werd gewonnen door de partij van minister-presidentDrees. De PvdA won vier zetels en kwam op 34, terwijl de KVP met drie zetels winst op 33 zetels uitkwam. De winst van de KVP was overigens mede een gevolg van het feit dat WeltersKNP, onder invloed van het Mandement van 1954, was teruggekeerd in de KVP. CPN (verlies drie), ARP (verlies twee) en CHU (verlies één) verloren terrein.
De vorming van een nieuw kabinet verliep zeer moeizaam en resulteerde pas op 13 oktober 1956 in de voortzetting van de combinatie PvdA-KVP-ARP-CHU in het kabinet-Drees III.
Vergroting van de Tweede Kamer
Als gevolg van een grondwetsherziening in 1956 werd op 6 november 1956 het aantal leden van de Tweede Kamer uitgebreid van 100 naar 150. Na deze uitbreiding was de zetelverdeling als volgt:
Periodieke verkiezingen werden in de periode 1850-1888 gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals bij alle verkiezingen vanaf 1888.