Regering-Delacroix I
De regering-Delacroix I (21 november 1918 - 2 december 1919) was een Belgische regering van nationale eenheid. Het was een coalitie van de Katholieke Partij (101 zetels), Liberale Partij (44 zetels) en de BWP (39 zetels). De regering was een zogenaamde regering van nationale eenheid, gevormd kort na de Wapenstilstand van 11 november 1918. Ze diende haar ontslag in daags na de verkiezingen van 16 november 1919, en werd op 2 december opgevolgd door de gelijkaardige regering-Delacroix II. Verloop![]() Op 21 november 1918 kwam deze eerste naoorlogse Belgische regering tot stand na de zogenaamde revolutie van Loppegem of de staatsgreep van Loppem. In deze periode voerde koning Albert I enkele gesprekken met vooraanstaande politici die tijdens de oorlog in België waren gebleven in het West-Vlaamse Loppem. De bedoeling van de gesprekken was om een regering te vormen die representatief was voor het België dat de bezetting had meegemaakt en die belangrijke hervormingen kon doorvoeren. De nieuwe regering werd gevormd door katholieken, socialisten en liberalen, en er werden erg weinig politici bij betrokken die tijdens de oorlog de regering in ballingschap hadden gevormd, onder meer omdat aangenomen werd dat zij geen voeling meer hadden met de bevolking. De socialisten hebben een aantal verregaande hervormingen geëist, die voor de oorlog nog heel omstreden waren. Onder meer de volgende wetten werden uitgevoerd:
SamenstellingDe regering-Delacroix I telde 12 ministers: 6 voor de Katholieke Partij, 3 voor de BWP en 3 voor de Liberale Partij. Opvallend is de intrede van twee nieuwelingen in de politiek, de regeringsleider Léon Delacroix zelf en Henri Jaspar, beiden vertrouwelingen van Emile Francqui. Delacroix kreeg bovendien als eerste in de Belgische geschiedenis de titel van Eerste minister.
Herschikkingen
|