In 1947 werd hij benoemd tot docent van de net opgerichte Vrije Academie in Den Haag (zie: Van der Stelt 2006). Andrea beheerste veel technieken. Zo was hij: schilder, aquarellist, tekenaar, pentekenaar, etser, lithograaf, vervaardiger van houtsnedes, graficus, illustrator, monumentaal kunstenaar, wandschilder, textielkunstenaar (weeftechniek) en vervaardiger van mozaïek. Zijn geliefde onderwerpen waren: portretten, figuurvoorstellingen, religie, interieurs, landschappen, dieren, stillevens en winterlandschappen. Het Gemeentemuseum Den Haag hield in 2005 een grote overzichtstentoonstelling ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van de kunstenaar. Andrea was lid van: Pulchri Studio, de Vereniging van Beoefenaars van de Monumentale Kunsten, de Hollandse Aquarellisten Kring, de groep Verve, de Realisten en het Nederlands Kunstenaars Genootschap. Hij wordt gerekend tot de kunstenaars van de Nieuwe Haagse School. Kees' zoon Pat Andrea werd ook kunstschilder. Deze wordt eveneens tot de Nieuwe Haagse School gerekend. Hij is van invloed geweest op het werk van Hermanus Berserik.
Vijf jaar na zijn overlijden werd een overzichtstentoonstelling van zijn werk gehouden in Kunstzaal van Heijningen[2].
Prijzen
Andrea kreeg in 1949 een eervolle vermelding bij de Jacob Marisprijs. In 1951 werd hij tweede bij de Jacob Marisprijs, terwijl hij in 1953 de Jacob Marisprijs voor tekenen ontving. In 1954 kreeg hij de Jacob Hartogprijs. In 1964 volgde de Visser Neerlandiaprijs.
Kees Andrea staat vermeld in de Scheen 1969-1970, dl. 1, p. 19-20 (als: Andréa, Cornelis ('Kees')) en de Jacobs 1993, dl. 1, p. 31-32 (als: Andréa, Cornelis (Kees))