Jacobus II werd koning toen hij pas 6 jaar was, zijn vader Jacobus I van Schotland was gedood door edelen. Het koninkrijk werd gedurende zijn jeugd door regenten geregeerd.
Van 1437 tot 1439 werd Schotland geregeerd door Archibald Douglas, na zijn dood werd de macht tot in 1445 gedeeld door William Crichton, de Lord Chancellor van Schotland, en Sir Alexander Livingston of Callendar. In 1445 verdreef William Douglas, 8e graaf van Douglas de twee regenten en nam de macht in handen tot en met 1449.
In 1449 werd Jacobus II meerderjarig en werd hij actief koning van Schotland. Hij had ambities om de Orkneyeilanden, de Shetlandeilanden en het Isle of Man in te lijven, maar dat lukte niet. Hij stierf op 3 augustus 1460 bij de belegering van Roxburgh toen een van de kanonnen ontplofte. Jacobus was een fervent gebruiker van de nieuwste kanonnen, dus hij liet voor zijn belegering van Roxburgh de nieuwste kanonnen van die tijd overkomen uit Vlaanderen.[1]
Huwelijk en kinderen
Jacobus trouwde met Maria van Egmont-Gelre bij Holyrood Abbey, Edinburgh, op 3 juli 1449. Samen met haar kreeg hij 7 kinderen. Daarnaast was hij de vader van een bastaard:
een zoon (geboren en overleden op dezelfde dag, 19 mei 1450)