Over de verklaring van de naam Deerlijk zijn de naamkundigen het niet eens. Volgens de meest gezaghebbende onder hen, Maurits Gysseling, is de naam Deerlijk een Gallo-Romeinse nederzettingsnaam, namelijk Thrasiliacas, afgeleid van de Germaanse persoonsnaam Thrasilo, gecombineerd met het Latijnse achtervoegsel -iacas. Deerlijk zou dan betekenen "nederzetting toebehorend aan Thrasilo".[1] De oudste schrijfwijzen die men in de documenten aantreft, zijn Derlike (1070) en Tresleca (1111).[2] Later, in de 17de, de 18de en de 19de eeuw treft men ook zeer frequent de benaming D'Eerlyck aan in zowel krantenartikels en pamfletten als in officiële teksten zoals verslagen van de rechtbank (de vierschaar).[3]
Geschiedenis
Vroegste sporen van bewoning
De oudste sporen van menselijke nederzettingen werden aangetroffen in het waterrijke gebied van de Gavervlakte. Zowel in Deerlijk als in Harelbeke zijn stenen werktuigen gevonden van jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum, meer bepaald uit de zogenaamde Tjongercultuur (ca. 7000 v.Chr.). Verschillende vondsten, zoals een fragment van een gepolijste bijl en pijlpunten, wijzen ook op menselijke bewoning tijdens het neolithicum (ca. 3000-2000 v.Chr.). Voorlopig ontbreken op Deerlijks grondgebied sporen uit de bronstijd en de ijzertijd, alhoewel er vermoedelijk ook in die tijd bewoning was. De vele vondsten in de omliggende gemeenten wijzen in die richting.
Romeinse nederzetting
In het centrum van Deerlijk, tussen de kerk en de kapel ter Ruste, heeft er een Gallo-Romeinse nederzetting bestaan (2de-3de eeuw). Opgravingen op de terreinen van de Rijksbasisschool (1974), aan de Sint-Columbakerk (1977), aan het rustoord (1978) en op de terreinen van de voormalige ververij Ovelacq (1997) leverden voldoende bewijsmateriaal, zoals dakpannen, aardewerk en fragmenten van handmaalstenen en vuurbokken. Een schat van ca. 45 munten, in 1848 gevonden in de wijk Belgiek, kan wijzen op het bestaan van een laat-Romeinse of Merovingische nederzetting (4de eeuw). Door de invallen van Germaanse stammen zijn vondsten uit deze periode in België vrij zeldzaam.
Middeleeuwen: het ontstaan van Deerlijk
Twee grote bossen, gescheiden door de Gavermoerassen, bedekten Deerlijk. In het noorden, vanaf de Hoog-en Waregemstraat over Beveren-Leie en Desselgem, lag het dichte Methela- of Medelewoud en ten zuiden van de Gavermoerassen het kleinere Feretwoud. In de 10e eeuw schonk Arnulf de Grote, graaf van Vlaanderen, aan de Gentse Sint-Pietersabdij grote gebieden uit zijn domein, waaronder het Medelewoud. De abdij liet dat woud in de volgende eeuwen systematisch ontginnen en in cultuur brengen. Dat gaf ontstaan aan heel wat omwalde hoeven, van waaruit de ontginning doeltreffend werd georganiseerd. Vermelden we de nu nog bestaande hoeven het Goed Scaecx te Bruyelstraete (Desselgemstraat 141) en het Goed ten Bruyele (Desselgemstraat 44). Op de zandrug tussen het Medelewoud en de Gavers liep de aloude weg van Kortrijk naar Waregem, dat is de huidige Kortrijkse Heerweg en de Hoog- en Waregemstraat. Op de hoger gelegen droge kouters rond deze weg is ten laatste in de 10e eeuw de nederzetting Derlike ontstaan. Deze kleine en op zichzelf niet zo belangrijke heerlijkheid had echter de kerk op haar grondgebied, zodat ze uitgroeide tot dorpsheerlijkheid en parochie.
In 1119 was voor het eerst in geschriften sprake van een kerk. Het ging toen wellicht om een houten bedehuisje. In de tweede helft van de 12de eeuw werd het gebouw vervangen door een romaanse driebeukige kruiskerk, vervaardigd uit Doornikse blauwsteen.
Ancien régime
Tot op het einde van het ancien régime was Deerlijk in handen van diverse heren of families, zoals de families de Costere, de Lamotte en de Cassina. Jan – een telg van de familie de Costere – liet vermoedelijk rond 1535 een retabel maken. Het kunstwerk kwam in de Sint-Columbakapel die voor het eerst vermeld werd in 1440.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) kreeg Deerlijk het zwaar te verduren. Rondtrekkende troepen eisten voorraden op en brachten vernielingen aan. Als gevolg hiervan liep het inwonersaantal sterk terug en zaailanden werden amper bewerkt. Door het Twaalfjarig Bestand vanaf 1609 werd de gemeente weer opgebouwd. Waarschijnlijk werd bij deze gelegenheid de kerk verkleind tot een tweebeukige kerk.
De Negenjarige Oorlog (1688-1697) bracht weer rampspoed. Opnieuw verwoestten rondtrekkende en muitende troepen oogsten en hoeven.
Gedurende het Oostenrijkse bewind (1715-1792/94) kende Deerlijk een periode van herstel en relatieve welvaart. De bloei van de vlasnijverheid leidde tot de oprichting van diverse spin- en leerscholen. In 1739 telde de gemeente bijna 200 thuiswevers. Er werd vooral grof linnen geproduceerd. De verhoogde welvaart resulteerde onder meer in een verhoogde bouwactiviteit: in 1755 kwam er een pastorie in de Pontstraat en tussen 1774 en 1776 werd de huidige classicistische Sint-Columbakerk opgetrokken onder leiding van de vermaarde architectLaurent-Benoît Dewez. Bij deze werken werd de ernaast gelegen Sint-Columbakapel afgebroken en het retabel overgebracht naar de nieuwe kerk.
In 1731 werd langs de Harelbekestraat herberg “De Croone” geopend, het latere gemeentehuis. Door de verbreding van de straat in 1893 werd het gebouw afgebroken en verscheen er een nieuw in de plaats.
Kasselrijen en heerlijkheden verdwenen eveneens. Kerken en kapellen werden gesloten of kregen een gewijzigde bestemming. De Sint-Columbakerk, de kapel ter Ruste en de kapel op de Pladijshoek (heden Sint-Lodewijk) gingen dicht. Na het Concordaat van 1801 werden de kerk en de kapel op de Pladijshoek opnieuw geopend. De kapel ter Ruste bleef dicht. In 1804 werd deze laatste ingericht als paardenstalling (voor militair gebruik) en in 1819 kwam er een spinschool.
Door afnemende afzetmarkten en goedkoper machinaal geweven textiel uit Engeland kende de linnennijverheid tijdens de Nederlandse periode (1815-1830) een grote neergang. Tussen 1840 en 1850 kwam deze crisis tot een hoogtepunt. Daarenboven werd de gemeente getroffen door een hongersnood door mislukte aardappel- en graanoogsten. Tot overmaat van ramp kwam hier nog een tyfusepidemie bovenop (in 1847 was in de kapel ter Ruste een hospitaal voor tyfuslijders). Door het oprichten van leerscholen probeerde de overheid de economie te stimuleren.[4] In 1848 openden industriëlen het eerste leerwerkhuis voor wevers in de kapel ter Ruste. De leerlingen kregen les in de modernste weeftechnieken en het mechanisch garen werd er geïntroduceerd. Eens “afgestudeerd” werkten de wevers thuis als loonarbeiders voor een onderaannemer en op bestelling, een nieuwe methode. Door het succes werd in 1853 in de Harelbekestraat nog een leerwerkschool geopend. Ferdinand – vader van de industrieel en politicus Astère Vercruysse de Solart – schonk hiervoor een stuk grond.
Aangetrokken door de goedkope arbeidskrachten streek in 1851 de familie Ovelacq neer in Deerlijk. Deze industriëlen afkomstig uit Roubaix richtten in 1854 een ververij op in de Harelbekestraat. Het geverfde wolgaren ging naar de huisarbeiders die het sponnen en weefden. In 1875 bouwde de familie een mechanische weverij die werk bood aan 300 wevers. Desondanks bleef de huisnijverheid tot de Eerste Wereldoorlog een belangrijk economisch gegeven binnen Deerlijk.
Priester-schrijver Hugo Verriest zag in 1840 het levenslicht in de Hoogstraat.
Grote infrastructuurwerken ontsloten vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw het landelijke Deerlijk. In 1847 was de gemeente al via een steenweg verbonden met het station van Harelbeke en in 1856 volgde de Vichtesteenweg als onderdeel van de weg Harelbeke-Kerkhove. De Pladijs- en Stationsstraat kwamen er in 1872, waarmee ook Sint-Lodewijk verbonden werd met het centrum van Deerlijk.
In 1869 kreeg de parochie Sint-Lodewijk haar eigen kerk. Net als de ’Capelle te Keyselberge’ (zie hoger) was het gebouw toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen. De oude kapel werd in 1885 met de grond gelijk gemaakt.
Vanaf 1868 doorkruiste de spoorlijn van Kortrijk naar Oudenaarde het dorp. In 1892 kwam er een station. Dit werd in 1984 gesloten. Rond de spoorlijn en het station vormde er zich een nieuw gehucht: de Statiewijk.
In 1884 werd de bouwvallige kapel ter Ruste gerestaureerd en opnieuw opengesteld voor de eredienst en bedevaarten. Ter gelegenheid van de heropening dichtte Guido Gezelle een Marialied.[5]
De molenaarsfamilie Declercq bouwde in 1888 een stenen stellingmolen, later genaamd “Ter Geest en Te Zande”. Het is de enige van een groot aantal molens die in de gemeente bewaard is gebleven.
In 1890 liet Astère Vercruysse de Solart de boerderij ’t Goed ter Plancken verbouwen tot een kasteel, later het Gaverkasteel genoemd.
De tramlijn Kortrijk-Vichte deed vanaf 1912 Deerlijk aan. Tot 1933 was dit met stoomtrams, daarna met elektrische stellen. Het station van de tram was in het begin van de Vichtesteenweg. De lijn werd afgeschaft in 1957.
Nog in 1912 werd in de Harelbekestraat de firma A. Vandendriessche Electrotechniek gesticht. Vanaf 1944 zou dit bedrijf het gekende gietijzeren wafelijzer gaan produceren.[6] Overigens kwam er in dezelfde periode elektrische stroom in de gemeente.
In de eerste maanden van de Eerste Wereldoorlog waren op Deerlijks grondgebied enkele ernstige schermutselingen tussen Belgische militairen, rijkswachters en Duitse verkenners. Op 17 oktober 1914 namen de Duitsers Deerlijk dan in. Het was het begin van een vier jaar durende bezetting, met ingekwartierde militairen en allerlei geboden en verboden. Opeisingen van goederen en personen kwamen alsmaar frequenter voor. In oktober 1916 werden enkele honderden mannelijke inwoners gedwongen tot arbeid in de streek van Charleville en Sedan, de ziviel- of civielarbeiders (ZAB). Op de foto staan een aantal van hen: 186 Gerard Vangheluwe, 185 Julien Soen, 199 Theofiel Malfait, 82 Medard Vercruysse, 54 Joseph Devogelaere, 507 Alois Bijttebier en Maurice Hye.[7]
De gemeente werd bevrijd op 20 oktober 1918 door Schotse en Ierse troepen. Artilleriebeschietingen richtten in deze laatste fase van de oorlog zware schade aan aan gebouwen en infrastructuur. Onder meer de kerk van Sint-Lodewijk werd getroffen door geschut.
Door oorlogshandelingen stierven op zijn minst 78 Deerlijknaars: twintig soldaten, twee zivielarbeiders en 56 burgers. Hun namen staan op het oorlogsmonument aan de Sint-Columbakerk in het centrum. De namen van de personen uit Sint-Lodewijk worden nog eens herhaald op het plaatselijke oorlogsmonument, aan de achterzijde.[8][9]
In 1921 werd er in de Hoogstraat – net ten oosten van de locatie waar het latere gemeentekerkhof zou komen – een Duitse militaire begraafplaats aangelegd. De begraafplaats verdween in 1930 toen de laatste gesneuvelden (samen met enkele lotgenoten begraven op het kerkhof van Sint-Lodewijk) overgebracht werden naar andere Duitse militaire begraafplaatsen in de streek.
Uit een nijverheidstelling van 1937 bleek dat Deerlijk een belangrijke textielgemeente was geworden. Elf katoenweverijen, twee fluweelweverijen en zes linnenweverijen waren er te vinden. Diverse mechanische weverijen verschenen langs de belangrijkste wegen en bestaande bedrijven werden uitgebreid. Zo breidde in die periode de ververij Ovelacq uit door de aankoop en integratie van de naastgelegen weverij van de familie Spincemaille (waarvan Jules een telg was). Een andere belangrijke speler in de gemeente was op dat moment de weverij-ververij J. Vanneste-Verwee aan de Oudenaardse Heerweg. Doorheen de jaren werd ook deze fabriek stelselmatig uitgebreid, inclusief een hoge gemetselde schoorsteen met daarop de verticaal geschilderde witte letters ‘VNV’.
Heel bedrijvig in Deerlijk was ook de familie Deknudt: al voor de Eerste Wereldoorlog had Aloïs Deknudt er een bekende fotostudio. In 1923 richtte deze familie een fotokaderfabriek op; in 1946 volgden een spiegel- en in 1956 een lusterfabriek.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen Duitse troepen Deerlijk binnen op 23 mei 1940. Dit gebeurde na gevechten met Engelse troepen. Artilleriebeschietingen brachten zoals in de vorige oorlog zware schade toe aan gebouwen en infrastructuur. Landbouwbedrijven hadden te maken met vertrappelde gewassen en omgekomen vee. Na een grimmige Duitse bezetting van bijna vier jaar en vier maanden bevrijdden de Engelsen Deerlijk op 8 september 1944. Wederom brachten artilleriebeschietingen ernstige schade toe aan huizen en bedrijven.
Achttien Deerlijkenaars lieten het leven tijdens deze oorlog: vijf soldaten, vier gedeporteerden en negen burgers. Ook zij staan op het oorlogsmonument aan de kerk in het centrum. De personen afkomstig van Sint-Lodewijk staan nog eens apart vermeld op het oorlogsmonument aan de plaatselijke kerk, op de voorzijde.[10]
Op de begraafplaats van Deerlijk-centrum liggen vier Engelse gesneuvelden, gevallen tijdens de bevrijding van Deerlijk in september 1944.
Hedendaagse Tijd
Na de Tweede Wereldoorlog werden heel wat straten in de gemeente voorzien van een duurzaam wegdek in beton (in de volksmond macadam) of asfalt en/of verbreed. De meeste kasseien werden uitgebroken of verdwenen onder een asfaltlaag.[11]
In 1948 startte Gerard Bekaert langs de Stationsstraat een meubelmakerij die vanaf 1955 zou uitgroeien tot het huidige Meubelen Gaverzicht.
Door het stijgende bevolkingscijfer kwam er nood aan woongelegenheden. Op de wijk Molenhoek langs de Waregemstraat bouwde de sociale huisvestingsmaatschappij Mijn Huis uit Harelbeke in 1951 een rij van 52 woningen, bestaande uit acht zeswoonsten en één vierwoonst. Dezelfde maatschappij zou in 1970-1973 ook tekenen voor de Vogelwijk (126 woningen) en de Koningswijk (een honderdtal sociale en zo’n vijftig privé-woningen) in het noorden van de gemeente (zie ook bij hoofdstuk ‘Wonen’).
In 1956 kocht de gemeente de tuinen van het Gaverkasteel aan, samen met wat aangrenzende gronden. Het jaar daarop ontstond het ontspanningsoord “Het Gaverkasteel” (nu “Gaverdomein”) met onder meer speelpleinen en tennisvelden en in 1971 een sporthal. Een zwembad (genaamd Gaverbad) volgde in 1973.
Rond 1960 ontstond op de Molenhoek een nieuwe parochie, toegewijd aan Sint-Anna. De geestelijkheid wenste voor elke wijkgemeenschap een bidplaats en zo verscheen er in 1963 een kerk. Het werd een moderne zaalkerk, ontworpen door de Brugse architect Christ Vastesaeger.
In 1965 verdiende ongeveer de helft van de bevolking van Deerlijk en Sint-Lodewijk rechtstreeks of onrechtstreeks zijn brood in de textielnijverheid. Een grote naam in die dagen was de textielfirma Nuyttens Theo & Omer, met onder meer een afdeling in de Harelbekestraat. Die gebouwen werden door de jaren uitgebreid tot aan de De Cassinastraat. Het belang van de familie Nuyttens voor de plaatselijke economie weerspiegelde zich in het toekennen van een straatnaam – de Theo Nuyttenslaan – waar zich een andere afdeling van het bedrijf bevond.
Tientallen thuiswevers waren in die dagen actief in Deerlijk, vaak reeds van generatie op generatie. Naast of achter vele huizen was er een bedrijfsgebouwtje of een schuur te vinden met één of meerdere weefgetouwen.
Door de toename van de industrie en de huizenbouw in de jaren 1950-1960 verdween heel wat landbouwgrond. Op dat moment ging ook de vlasbewerking door een dal. Nogal wat landbouwers schakelden over naar de tuinbouw, groenteteelt en veeteelt.
Met de opening van de Bloemenwijk verschenen in 1969 de eerste appartementen in het centrum (zie ook bij hoofdstuk ‘Wonen’). In de gangen onder in deze gebouwen kwam een shopping center dat daarna niet echt van de grond zou komen. Enkele handelszaken boekten wel succes, waaronder een supermarkt en een reisbureau.
Voor een betere toegang tot het geheel en het creëren van parkeerplaatsen (het huidige Neunkirchenplein) werden in de Hoogstraat de huizen van voormalig burgemeester Hector Isebaert en gewezen notaris Georges Masselus afgebroken. Ook in de flankerende Tulpenlaan kwamen parkeerplaatsen. Rond de appartementsblokken zijn nu nog grote bomen te zien; deze zijn restanten van de tuinen van de afgebroken huizen in de Hoogstraat.
Met de komst in 1969-1970 van de E3- (later E17-)autosnelweg zou het uitzicht van Deerlijk radicaal veranderen. Het stratenpatroon en uitzicht van de gemeente werden sterk gewijzigd: verscheidene straten eindigden voortaan aan de snelweg of werden buiten gebruik gesteld.[12]
Er kwamen bruggen over de snelweg in de Breestraat, de Vichtesteenweg en de Pontstraat. Van deze straten werd tevens het tracé deels verlegd.[13]
Het traject van de Stationsstraat werd niet verlegd, maar over deze weg kwam een brug. Het bedrijf Gaverzicht kwam naast de snelweg te liggen. Diverse boerderijen en huizen moesten wijken voor de snelweg.
In 1972-1973 verrees er naast de E3 een eerste grote industriezone tussen de Breestraat en Nieuwenhove (Waregem), in 1982 uitgebreid tot de industriezone Deerlijk-Waregem. Ze besloeg een oppervlakte van 45 hectare, waarvan 22 hectare op Deerlijks grondgebied. Textielbedrijven namen hier een belangrijke plaats in, maar ook de eerder genoemde ververij Ovelacq en het fotokaderbedrijf Deknudt (Frames) vonden er een nieuwe locatie. Een ander bekend bedrijf was Jumatt, een van de allereerste sleutel-op-de-deur bouwbedrijven in België. Later vestigde zich er het chemiebedrijf Boucquillon, het huidige Brenntag.
Voor de bediening van de nieuwe bedrijvenzone was de Nijverheidslaan aangelegd. Deze vond aansluiting op de Breestraat. Voor een betere ontsluiting van de industriezone en de Belgiek was laatstgenoemde straat in de voorgaande jaren verlegd en verlengd tot op de Molenhoek. De Bliekheerstraat – een zijstraat van het oude tracé van de Breestraat – verdween onder het industriepark en het talud voor de E3-brug. Momenteel is het bedrijventerrein ongeveer 70 ha groot en telt zo’n 70 bedrijven, vooral in de verwerkende industrie en de groothandel.
Door de zandwinning voor de snelweg ontwikkelde zich in de Gavermeersen een groot meer, thans het provinciedomein De Gavers. Om het centrum van de gemeente te ontlasten van doorgaand verkeer (via de N36e) legde men in 1982-1984 de ringweg N36 aan. Ook hiervoor werden diverse huizen en boerderijen afgebroken.
In 1984 verhuisde het Kortrijkse bedrijf BST (Belgian Sewing Thread) naar de gebouwen van J. Vanneste-Verwee in de Oudenaardse Heerweg. In 2009 legde deze firma de boeken neer. BST was op dat moment de laatste onafhankelijke naaigarenfabrikant uit de Benelux.[14] In 2014 ging een deel van de gebouwen tegen de grond om plaats te maken voor de nieuwe KMO-zone Brandemolen. Daarbij bleef de landschapsbepalende hoge schoorsteen behouden. Het park - 2,5 hectare groot – omvatte 21 units.[15] De nieuwe straat in het park heet toepasselijk Vanneste-Verweestraat.
In 1989 richtte men met Ter Donkt een nieuw industriegebied in, gelegen tussen de N36, Pontstraat, E17 en Stationsstraat. De naam verwijst naar een historisch belangrijke hoeve die afgebroken werd bij de aanleg van het industriepark. Vanaf de jaren 2010 werd naast dit park Ter Donkt II gerealiseerd, gesitueerd tussen de N36, Pontstraat, E17 en Vichtesteenweg. Het ontwerp van dit bedrijventerrein was in handen van tuin- en landschapsarchitect Paul Deroose.
De toename van vooral het zware verkeer naar en van de industriezone Deerlijk-Waregem maakte een herinrichting van het kruispunt Belgiek op de N36 noodzakelijk. De uitvoering van de werken vond plaats in 1991.[16] Het complexe kruispunt – zes wegen komen er samen – bleef echter een knelpunt. Eens te meer drong een reorganisatie zich op. Er werd onder meer gedacht aan de aanleg van een rotonde of zelfs een ontsluitingsweg ten noorden van de E17, maar deze opties werden om diverse redenen verworpen.[17][18]
Een finale beslissing bleef evenwel uit. Alleen werden in functie van de heraanleg van het kruispunt langs de Vichtesteenweg een aantal gebouwen neergehaald.
Uiteindelijk zouden de werkzaamheden in 2021 kunnen aanvatten. Hierbij blijft het bestaande kruispunt behouden, maar de Oude Vichtestraat sluit niet langer aan op de N36. De aansluitende bocht in de Breestraat wordt verbreed en tussen deze straat en de N36 komt een bypass.[19] In augustus 2023 startte men ten slotte de wegenwerken op;[20] terzelfdertijd werd voor de verbreding van het kruispunt nog een oud, leegstaand pand afgebroken.
Tegen 2000 was bijna alle industrie weggetrokken uit het centrum van Deerlijk.[21] In 1981 verdween de weverij Busschaert (in de toenmalige gebouwen van de weverij Defraeye (zie ook Leon Defraeye)) in de Harelbekestraat onder de slopershamer en werd vervangen door woningen. Een deel van het bedrijf bleef staan en werd verwerkt in een speelgoedwinkel. Intussen is ook dit deel afgebroken. In 1989 verliet de firma Ovelacq definitief haar gebouwen: dit gebeurde in fasen en nam meer dan vijftien jaar in beslag.[22] De weverij in de Hoogstraat werd deels gesloopt en verbouwd tot sportcentrum. De ververij – met karakteristieke hoge stenen schoorsteen – in de Harelbeke- en Ververijstraat ging in 1996 tegen de vlakte en op het vrijgekomen terrein kwam een appartement. De straatnaam ‘Ververijstraat’ herinnert nog aan dit verleden. Opvallend was dan weer dat de lokale kledingwinkels Fragine en ’t Kapelleke Fashion een serieuze schaalvergroting uitvoerden en op een andere plaats in het centrum van Deerlijk megawinkels neerpootten, respectievelijk in 2001 en 2019.[23]
In 2005 werd een nieuw gemeentehuis in gebruik genomen.[24] Het kwam in de plaats van het vorige gemeentehuis, dat te gedateerd was.
Aan het Neunkirchenplein opende een nieuwe bibliotheek. De oude stek in het Ontmoetingscentrum d’Iefte was te klein geworden.
Door de toename van appartementen en winkels kwam er een gebrek aan parkeerplaatsen in het centrum. In 2007 maakte daarvoor in de Ververijstraat een oud fabriekspand plaats voor een parking. Daarmee werd ook de achterzijde van het aanpalende gemeentehuis ontsloten.[25]
Bij de Sint-Annakerk trad betonrot op. Renovatie bleek te duur en het gebouw werd in 2018 gesloopt.[27]
Nog in 2018 begonnen de infrastructuurwerken voor een nieuwe KMO-zone van 4,5 hectare aan de Vichtesteenweg, De Spijker genaamd. Er werd ruimte gecreëerd voor tien tot vijftien kleine tot middelgrote ondernemingen.[28]
In 2019 verdwenen de vroegere bedrijfsgebouwen van de firma Nuyttens in de Harelbekestraat. De achterliggende gebouwen – die grenzen aan de De Cassinastraat – bleven staan of werden al dan niet grondig verbouwd. Hierin huizen een afdeling van de spiegelfabriek Decora en de evenementenhal Uzien, beiden in handen van de familie Deknudt.[29] Het is de bedoeling het gebied te saneren; samen met aangrenzende gronden maakt het al jaren deel uit van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP)[30], besteld door de gemeente bij Intercommunale Leiedal. Ook voor een nieuwe bestemming van de gronden rond het kruispunt de Barakke (kruising van de Harelbeke- en de Hoogstraat en de Kortrijkse Heerweg) is al jaren een studie aan de gang.[31]
Op 30 november 2019 verliet de brandweer van Deerlijk (nu deel van Hulpverleningszone Fluvia) haar oude kazerne in de Hoogstraat en nam samen met het korps van Anzegem haar intrek in een nagelnieuwe kazerne langs de Vichtesteenweg (op de Belgiek). Toen de beslissing in 2013 viel, was het de eerste keer in België dat twee gemeenten beslisten om een gemeenschappelijke brandweerkazerne te bouwen.[32] De oude brandweerkazerne zal binnen een aantal jaar het veld ruimen. Wellicht wordt nadien voorzien in een uitbreiding van het gemeentepark.
In maart 2021 kregen de krachtlijnen van het ontwerp van de omvorming van de oude brandweersite vorm. Uit zes ontwerpen werd gekozen voor de realisatie van een stadshal en een centrumpark. Er zal voorzien worden in een groene verbinding tussen de Rodenbachstraat en de Cdt. Ameyestraat. Daarnaast komt er een verharde doorsteek tussen het Neunkirchenplein en het gemeentehuis. Centraal wordt een groene ruimte of centrumpark aangelegd. In het aanpalende oude politiekantoor in de Hoogstraat komt er een horeca-uitbating met een open terras naar het park toe. Het verouderde sociale woningblok op het aangrenzende Leon Defraeyeplein wordt gesloopt en krijgt een nieuwe invulling. Via een bewonerspanel konden ook geselecteerde bewoners van de gemeente meewerken aan de concrete invulling van het project.[33][34][35]
De herinrichting van de oude brandweersite tot een groen park maakt een belangrijk deel uit van het 'meerjarenplan 2020-2025' van de gemeente. Nog van belang hierin zijn de nieuwbouw en renovatie van de gemeentescholen De Kim en De Beuk langs de Sint-Amandusstraat. In het najaar van 2021 wordt aangevangen met deze werken, waarbij onder meer de conciërgewoning tussen de twee scholen wordt afgebroken en vervangen door nieuwe klaslokalen. Daarnaast is er de opwaardering van het Gaverdomein, met de renovatie van het Gaverkasteel. Ook de herwaardering van de dorpskernen van de Belgiek, de Molenhoek en Sint-Lodewijk vormt een wezenlijk element van het meerjarenplan.[36][37][38][39]
In juli 2021 volgde de afbraak van de voormalige weverij Francar[40], gelegen op de hoek van de Waregemstraat met de Sint-Rochusstraat en de Hazewindstraat.[41][42] Het was een van de laatst overgebleven oude en grote industriële sites in het centrum van de gemeente.[43] Er komt een wooncomplex in de plaats met 31 appartementen en 17 woningen.
Einde november 2021 maakte het gemeentebestuur een actualisatie bekend van het meerjarenplan 2020-2025. Hierin staat dat het Leon Defraeyeplein al in 2022 omgevormd wordt tot een groen centrumpark. Dat daarvoor de oude brandweerkazerne en de naastgelegen 38 sociale woningen tegen de vlakte gaan, was al bekend. Nieuw is dat aan de rand van het park een bibliotheek en het vrijetijdspunt komen in één gebouw.
Ter compensatie van de huizen die verdwijnen op het Leon Defraeyeplein wordt de bouw gepland van nieuwe sociale woningen op de hoek van de N36 (ring) en de Stationsstraat, vlakbij het gemeentedepot.
Oorspronkelijk zou het Ontmoetingscentrum d’Iefte aan het Neunkirchenplein gerenoveerd worden, maar het daarvoor voorziene budget bleek niet voldoende. Het gemeentebestuur besliste om een nieuwe theaterzaal met foyer te bouwen op hetzelfde plein, maar op een andere locatie. De nabijgelegen bibliotheek wordt verlaten en er komt een nieuw gebouw aan het Leon Defraeyeplein.
Het oude Blokkerfiliaal naast het gemeentehuis – afgelopen zomer aangekocht door de gemeente – zal benut worden om er de sociale dienst (OCMW) en de dienst financiën te huisvesten.[44][45]
Wapenschild
Het wapenschild van de adellijke familie de Costere, die van de 15e eeuw tot 1628 de heerlijkheid Deerlijk in handen had, werd in 1937 gekozen als gemeenteschild. Dit wapenschild bestaat uit een keper en tien blokjes van keel (rood), vier onderaan en twee keer drie bovenaan, op een zilveren achtergrond.
Per Koninklijk Besluit van 29 juli 1937 werd het erkend als gemeentewapen.
Het centrum van de gemeente situeert zich ten noorden van de Gaverbeek, Sint-Lodewijk ligt ten zuiden. Het centrum heeft een drietal kleinere gehuchten aan de rand, namelijk de Statiewijk in het westen, de Molenhoek in het oosten en zuidelijk hiervan de Belgiek.
Het landschap van Deerlijk is licht golvend; de hoogte varieert van ongeveer 14 meter in de Gavervlakte tot bijna 50 meter in het zuiden, in Sint-Lodewijk. Het grootste gedeelte van het grondgebied bevindt zich tussen de hoogtelijnen van 15 en 20 meter.
Kenmerkend voor de gemeente is de aanwezigheid van een groot aantal sociale - en villawijken, zoals de Vogelwijk, de Koningswijk, de Bloemenwijk, de Gaverwijk in het centrum en de Oliebergwijk in Sint-Lodewijk. Kort na de Tweede Wereldoorlog was begonnen met een eerste bouwproject en doorheen de daaropvolgende jaren werd het woonareaal enorm uitgebreid.[46][47]
Tot op vandaag worden nog woonwijken gerealiseerd, vooral in het centrum van de gemeente. Recent verwezenlijkt zijn bijv. de wijken Bistierland (deels op Deerlijks, deels op Harelbeeks grondgebied ten westen van de Ring), De Heerlijkheid (verkaveling Beek- en Weverijstraat), een uitbreiding van de Vogelwijk ten noorden en het woonproject Sneppe ten westen van de Driesknoklaan. Een nieuwe verkaveling is gerealiseerd ten zuiden van de De Cassinastraat, van een andere ten zuiden van de Tapuitstraat (op de Statiewijk) zijn de wegeniswerken afgerond. In Sint-Lodewijk is er het woonproject Jagershof in de Oude Pastoriestraat.
Appartementsbouw
Zoals in veel andere gemeenten heeft men de voorbije twintig jaar enorm ingezet op appartementsbouw in Deerlijk, vooral in het centrum. Nogal wat oudere gebouwen gingen hiervoor tegen de vlakte of open ruimte werd ingepalmd. Daarmee is de gemeente op relatief korte tijd grondig van aanblik veranderd.
De lijsttrekker van de CD&V was opnieuw burgemeester Claude Croes. Andere lijsttrekkers waren Filip Terryn (N-VA), Tundie D'hont (sp.a), Bert Schelfhout (Open Vld), Tony Courtens (Vlaams Belang) en Luk Schelfhout (eenmanspartij Durf!).
De CD&V verloor fors, en de oppositie kon in totaal 10 van de 21 zetels voor zich winnen. Lijsttrekker Claude Croes kon burgemeester blijven met een nipte volstrekte meerderheid.
Legislatuur 2019-2024
Burgemeester Claude Croes, Bert Schelfhout en Luk Schelfhout werden opnieuw lijsttrekker, respectievelijk van CD&V,Open Vld en Durf!. Tundie D'hont kwam met de onafhankelijk progressieve lijst Deerlijk² op als lijsttrekker. Dirk Demeurie werd de lijsttrekker van de N-VA.
CD&V verloor haar absolute meerderheid, maar kon in zee gaan met Open Vld. Daardoor bleef Claude Croes de burgemeester. Open Vld kon 3 schepenen in de wacht slepen, CD&V heeft 2 schepenen. N-VA en Deerlijk² belandden in de oppositie.
Schepencollege 2019-2024
Schepencollege
Bevoegdheden
Persoon
Partij
Burgemeester
algemeen beleid, veiligheid, brandweer en politie, volksgezondheid, protocol, ambtenaar burgerlijke stand, burgerzaken, onderwijs, land- en tuinbouw
openbare werken, waterbeheer, groenbeheer, parken en plantsoenen, Gaverdomein, jeugd, communicatie en PR, wonen, begraafplaatsen, ontwikkelingssamenwerking en Europese Zaken
Burgemeester Claude Croes, Bert Schelfhout en Luk Schelfhout werden opnieuw lijsttrekker, respectievelijk van CD&V, Team Deerlijk en Durf Deerlijk. Filip Terryn werd opnieuw lijsttrekker van N-VA. In 2024 kwamen de partijen Vooruit en Vlaams Belang ook op met als lijsttrekkers Jan Colpaert en Maxim Vanpanteghem.
CD&V herwon haar absolute meerderheid, maar burgemeester Claude Croes werd in de voorkeurstemmen geklopt door schepen Louis Vanderbeken. De 28-jarige Vanderbeken had dus het initiatiefrecht en werd burgemeester. Claude Croes bleef zetelen in de gemeenteraad. Team Deerlijk won een zetel, N-VA verloor er twee, Vlaams Belang won er twee en Vooruit en Durf Deerlijk konden geen zetel bemachtigen.
De zetels van de gevormde coalitie staan vetjes afgedrukt
(*) 2000: AGALEV (6,77%) / 2006: LEEUW (0,65%)
Cultuur
In het centrum van de gemeente kan men cultuur beleven in het Ontmoetingscentrum d'Iefte, gelegen in de Hoogstraat. Voor kleine evenementen en vergaderingen kunnen verenigingen ook het Koetsiershuis[57] in dezelfde straat en het Schoolhuis[58] in de Sint-Amandusstraat benutten.[59][60][61] De gehuchten Molenhoek, Statiewijk en Sint-Lodewijk hebben daarnaast hun afzonderlijke buurthuizen, met uitzondering van de Belgiek.[62][63][64]
Sport
Voetbalclub KVC Deerlijk Sport is aangesloten bij de KBVB. De club heeft vijf seizoenen in de nationale reeksen gespeeld.
De kerstcorrida in Deerlijk is een van de grootste stratenlopen van het land. De wedstrijd is onderverdeeld in een aantal jongerenlopen en massalopen van 5 en 15 km.
Sedert 1984 wordt dit evenement jaarlijks georganiseerd ten voordele van de Kim en de Sam, scholen voor Buitengewoon Lager Onderwijs te Deerlijk.[65] De eerste editie is met zo’n 1400 deelnemers een succes. Sindsdien is het aantal lopers verdubbeld. De wedstrijd lokt al van bij het begin toppers aan uit de nationale loopwereld; zo wint in 1985 Alex Hagelsteens de 15 km in een recordtijd van 44’50”, dat is aan minder dan 3’00” per km. Einde jaren 1990 treedt de toen 80-jarige Mieltje Pauwels aan bij de 15 km, waarbij hij gevolgd wordt door tv-maker Paul Jambers.[66]
Zwembad
Het zwembad Gaverbad werd bij het Gaverkasteel gebouwd in 1973. Het werd gesloten in mei 2011 wegens aantasting door betonrot en in 2013 afgebroken.[67]
De gemeente Deerlijk heeft daarna samen met buurgemeente Anzegem een zwembad gebouwd in Vichte, Het is geopend in 2020, in beheer bij FARYS en kreeg de naam Aquandé, een samentrekking van Aqua, Anzegem en Deerlijk.[68]
Onderwijs
Structuur
Deerlijk heeft kleuterscholen en lagere scholen. De drie verschillende netten zijn in de gemeente vertegenwoordigd: katholiek onderwijs, gemeenschapsonderwijs en gemeentelijk onderwijs: Basisschool de Driesprong, De Berk, De Beuk, De Kim, Sancta Maria (Sam), Vrije Basisschool Belgiek, Vrije Basisschool Sint-Lodewijk.
Geschiedenis
Vanaf de 18e eeuw werd in Deerlijk lesgegeven in een aantal particulierescholen, met telkens één onderwijzer. Die hield er meestal nog een nevenactiviteit op na: koster, herbergier, winkelier, landman… Een pionier uit die tijd was landbouwer-kerkmeester Joseph Courtens. Hij was in 1737 begonnen met een schooltje dat al gauw succes kende. Het zou later de basis vormen voor de befaamde kostschool van Pieter Jan Renier.
Door de wet op het lager onderwijs van 1842 werden in Deerlijk vijf scholen aangenomen en enkele nieuwe scholen gesticht. In 1851 kwam er een gemengde gemeenteschool in de Schoolstraat. In 1855 reeds werd zij gesplitst in een jongens- en een meisjesschool. Vanaf 1876 stonden de Zusters van Sint-Vincentius à Paulo (met moederklooster in Gits) in voor het onderwijs aan de meisjes. De Zusters vestigden hun school in de Nieuwstraat. Door de schoolstrijd richtten zij in 1879 een vrije school op naast de bestaande gemeentelijke school. Later werd de gemeentelijke school geïntegreerd in de vrije.
De jongensschool verhuisde in 1855 naar de Harelbekestraat, waar al de leerwerkschool voor wevers was gevestigd. In 1879 werd er een vrije jongensschool opgericht, die in 1888 samensmolt met de gemeentelijke jongensschool. Deze school verhuisde in 1936 naar een nieuw gebouw aan de Paardeweg, de huidige Sint-Amandusstraat. Rond 1950 werd de school uitgebreid; er werd onder meer een verdieping bijgebouwd. Vanaf einde 2021 wordt de school (nu met als naam De Beuk) samen met de naastgelegen school De Kim grondig gerenoveerd en komt er nieuwbouw.[69]
In 1963 werd een Rijksbasisschool geopend op de Dries.
Bekende (oud-)bewoners
Edmond Ameye, militair en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog
In bovenstaande lijst staan enkel levende of overleden personen die in Deerlijk wonen of gewoond hebben en die voornamelijk buiten de gemeentegrenzen en voor langere tijd bekend geworden zijn in hun vakgebied. De (meeste) burgemeesters waren of zijn enkel lokaal bekend en worden vermeld in een aparte lijst.
Deerlijks drie groten
René De Clercq, Pieter Jan Renier en Hugo Verriest maken deel uit van de zgn. ‘Deerlijks drie groten’[70][71], dit zijn de drie beroemdste personen van deze gemeente.
Deerlijks drie groten
Voorzijde wijnfles met 'Deerlijks drie groten' als illustratie
Verscheidene (oud-)bewoners van de gemeente kregen een straat naar hen vernoemd: Edmond Ameye, René De Clercq, Leon Defraeye, Hector Deprez, Pieter Jan Renier, Claire Vanhonnacker, Astère Vercruysse de Solart, Edmond Verhamme en de familie Verriest in haar geheel (zie de betreffende lemma's voor meer informatie). Dat gold bij uitbreiding ook voor:
Het betrof telkens notabelen of kunstenaars. Een grote uitzondering was Rietje Amerlinck (1850-1941). Hoewel van zeer bescheiden afkomst – hij leefde wat marginaal in een krotwoning – viel ook hij die eer te beurt. Met het toekennen van de Amerlinckweg wilde het gemeentebestuur deze geliefde dorpsfiguur in herinnering houden.[78]
Een aparte categorie vormt de naamgeving van enkele straten in een nieuwe verkaveling op de Statiewijk, ten zuiden van de Tapuitstraat. Ongetwijfeld geïnspireerd door de campagne “Meer vrouw op straat” koos de gemeenteraad van Deerlijk op 28 januari 2021 uit een reeks voorstellen met vrouwennamen.[79] Naast zangeres Claire Vanhonnacker (zie aldaar) werden uiteindelijk onderstaande namen weerhouden en toegekend aan de vier zijstraten[80] van het project:[81]
religieuze, zuster Remigia (Gabriëlla Van Nieuwenhuyze).[84]
Dialect
Opmerkelijk is dat het dialect van de gemeente de laatste decennia aanzienlijk gewijzigd is. Oorspronkelijk was het erg Oost-Vlaams getint, maar recentelijk is het veel West-Vlaamser geworden. Volgens docente Nederlandsetaalkunde en sociolinguïstiekReinhild Vandekerckhove van de Universiteit Antwerpen ligt dit onder meer aan de economische boom in Kortrijk, waardoor het dialect van deze stad, dat overwegend West-Vlaams is, het taalgebruik van het nabije Deerlijk beïnvloedt. Het dialect van Deerlijknaren werd vaak gestigmatiseerd in de omgang met Kortrijkzanen, zodat deze eersten hun taalgebruik meer West-Vlaams gingen kleuren.
Kermis
Sinds jaar en dag worden in Deerlijk tijdens vier opeenvolgende weekends wijkfeesten georganiseerd in respectievelijk het Centrum, de Statiewijk, de Belgiek en de Molenhoek. Deze weekends vallen in de tweede helft van september en de eerste helft van oktober.[85] Telkens staat er een kermis, met verspreid over het weekend muziekoptredens, koffiebals en ander amusement. Op de Belgiek en de Molenhoek worden als afsluiter van het kermisweekend paardenkoersen gehouden. Bovendien worden op de Statiewijk (voor onbepaalde duur), de Belgiek (om de acht jaar) en de Molenhoek (om de zes jaar) wijkburgemeestersverkiezingen gehouden.
Volgens schepen van feestelijkheden Louis Vanderbeken is de opeenvolging van vier wijkfeesten in een gemeente uniek in Vlaanderen en is Deerlijk een echte feestgemeente.[86]
Verbroedering
Deerlijk is verbroederd met de Duitse gemeente Neunkirchen am Brand, gelegen in Beieren 12 km ten oosten van Erlangen en 20 km noordwaarts van Neurenberg. In 1981 vonden de eerste contacten plaats, geofficialiseerd in 1983. In 1984 werd een Partnerschaftsverein in Neunkirchen en een Verbroederingskomitee in Deerlijk opgericht. Tot op de dag van vandaag vinden nog regelmatig contacten plaats en zijn er vele bezoeken van de gemeentebesturen en verenigingen beiderzijds.
↑Maurits Gysseling, Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), Tongeren, 1960 en op het internet: https://bouwstoffen.kantl.be/tw/
Volgens Albert Carnoy hebben de overgrote meerderheid van de Vlaamse plaatsnamen een Germaanse oorsprong en zijn ze Frankisch fabricaat, zo ook Deerlijk:
Deerlijk in het Zuiden van West-Vlaanderen was Terlecha in 1177, Terleche in 1190 (4). Het bestaan van vormen met t nevens anderen met d is een normaal verschijnsel als het Germaansche benamingen geldt: (Tronchiennes: Drongen - Termonde: Dendermonde - Tournai: Doornijk, enz.). De naam kan met redelijk veel zekerheid herleid worden tot terraliacum ‘huis bij een terrale ‘aardewerk, dijk, gracht’ (5).
Uit: De plaatsnamen met -acum in het Vlaamsche land Door Prof. Dr. Alb. Carnoy in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent 1933, p. 17-27 en zoals te vinden op internet:
https://www.dbnl.org/tekst/_ver025193301_01/_ver025193301_01_0003.php#032
In het citaat vermelde voetnoten: (4) Eugène De Seyn: Dictionnaire historique et géographique des communes belges (2 vol.), 1924; 1933-1934, p. 257 en (5) Ducange, s.v.
Lang heeft men vastgehouden aan de verklaring dat Terlecha zou voortgekomen zijn van het Latijnse lacus: poel, stilstaand water (denk aan de schatplichtige woorden lac, lake, leke), daarbij verwijzend naar de in de gemeente gelegen lage broeklanden aan de Gaverbeek die gemakkelijk overstroomden. Vandaag gelden beide toelichtingen echter als verouderd en/of ongegrond: zie Frans Debrabandere e.a. in: De Vlaamse gemeentenamen - verklarend woordenboek, Davidsfonds, Leuven, 2010, blz. 9.
↑Karel De Flou, Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen..., Gent-Brugge, 1914-1938, 18 boekdelen.
Andere varianten op de schrijfwijze zijn volgens De Flou: Trelleke (1191), Derleke (1234), Deerlyck (1419), Deerlick (1441) om in 1820 Deerlijk te worden. Hij geeft ook nog Derlecque, Derrelecque en Terleche op.
Volgens Leon Defraeye komt de naam van Deerlijk voor het eerst voor in het jaar 1063, bij de stichting van het Kapittel van Harelbeke. De kerk van Deerlijk wordt in een document vermeld als “ecclesia de Trellengehem”. Leon Defraeye vermeldt voorts: Terlecha (1177 en 1190), Derleke (1281), Deerlicke (1402), Derlycke (1502), Deerlycke (1623) en Deerlyck (1666).
Vanaf dat moment - tot in de negentiende eeuw - wordt regelmatig de benaming D’Eerlyck aangetroffen in geschriften. In de negentiende eeuw is ook nog de benaming Deerlyk in gebruik.
Onroerend Erfgoed heeft het naast Terlecha nog over: Treleche (1190) en Terlecca (1207).
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/22111
Zie ook 'Deerlijk' in: Frans Debrabandere e.a. in: De Vlaamse gemeentenamen - verklarend woordenboek, Davidsfonds, Leuven, 2010, blz. 60.
↑Martijn Vandenbroucke, Vijf schellingen en een leren broek - Diefte en vagabonderij in 1736, Derlike, tijdschrift van de heemkring Dorp en Toren, jaargang XXXII, 1 (2009), pp. 20-25.
↑Er werd hiervoor door het gemeentebestuur een Commissie voor het bestuur van de leerwerkhuizen in het leven geroepen. Pieter Jan Renier – intussen schepen – leverde in deze commissie heel verdienstelijk werk.
↑Hugo Defraeye, Guido Gezelle en Deerlijk, Derlike jaargang II, 4 (1980), Heemkring Dorp en Toren, Deerlijk – pp. 99-105
↑Leon Defraeye, Deerlijk in oude prentkaarten, 1972, p. 67
↑Laurent Tack, De Deerlijkse gesneuvelde soldaten, burgers en zivielarbeiders in de Eerste Wereldoorlog (deel II), Derlike, tijdschrift van de heemkring Dorp en Toren, jaargang XXVII, 1 (2004), pp. 3-14.
↑Laurent Tack (red.), Silhouetten van de Groote Oorlog - Deerlijk in de Eerste Wereldoorlog, brochure n.a.v. de herdenking 100 jaar einde Groote Oorlog, Gemeentebestuur Deerlijk - Werkgroep Herdenking Groote Oorlog, 2018
↑Laurent Tack en Luc Adams, De Deerlijkse gesneuvelde soldaten, gedeporteerden en burgers in de Tweede Wereldoorlog, Derlike, tijdschrift van de heemkring Dorp en Toren, jaargang XXXIII, 1 (2010), pp. 3-23.
↑Sinds de grote projecten in de tweede helft van de negentiende eeuw was in Deerlijk niet zoveel meer gebeurd op het gebied van wegenbouw.
Een stratenplan uit 1931 laat zien dat – afgaande op hun benamingen – enkel de Kalsijde naar Vichte, de Kalsijde naar Desselghem, de Kalsijde naar St. Louis en de Kalsijde naar Ooteghem voorzien waren van kasseien. De Heirweg naar Kortrijk was nog een grintweg.
Ondertussen werd er op nationaal niveau echter steeds meer geïnvesteerd in het moderniseren en uitbreiden van het wegennet. Dat had natuurlijk alles te maken met de opkomst van het gemotoriseerde verkeer. Door de Tweede Wereldoorlog viel deze operatie zo goed als stil, maar in de jaren daarna kwam ze terecht in een stroomversnelling.
Een stratenplan uit 1950 toont aan dat het wegennet ook in Deerlijk al grondig was aangepakt. Wat nog het meest in het oog springt, is de ‘ontworpen omleiding’ tussen de Harelbekestraat en de Kassei op Vichte. Toen reeds werd gedacht aan het aanleggen van een omleidingsweg om het centrum van de gemeente te ontlasten van verkeer. Dit plan zou pas meer dan dertig jaar later ten uitvoer worden gebracht in min of meer gewijzigde vorm. Ter hoogte van de Vichtesteenweg (het vroegere Kassei op Vichte) kwam de aansluiting wat noordelijker te liggen, maar vooral het traject aan het Gaverdomein werd drastisch herzien. In het oorspronkelijke ontwerp lag de weg immers tussen de Vercruysse de Solartstraat en het Gaverkasteel in!
Verder is te zien dat de Harelbekestraat en de Kassei op Vichte intussen gebetonneerd waren. Enkel in het centrum lagen er nog kasseien. Dat deze wegen al onder handen genomen waren, hoeft niet te verwonderen. Zij maakten immers deel uit van de staatsbaan (heden de N36) en stonden derhalve hoog op de prioriteitenlijst.
Wat de gemeentewegen betreft waren toch ook al de Stationsstraat, de Beverenstraat, de Waregemstraat en de Kassei op Desselgem gebetonneerd. In het centrum waren deze straten – met centraal de Hoogstraat – nog gekasseid. Op de Molenhoek lagen er op het kruispunt Kassei op Desselgem-Waregemstraat nog kasseien. Tot op vandaag is op bepaalde plaatsen nog de overgang van kasseien (nu asfalt) naar beton te zien in bijv. de Beverenstraat (ter hoogte van de firma Arnout) en in de Waregemstraat (ter hoogte van de Beekstraat). In Sint-Lodewijk was de Pladijsstraat – in 1931 nog onderverdeeld in de Oudenaardschen Heirweg en de Kalsijde naar St. Louis – in beton tot aan het kruispunt met de Ouden Heirweg. Vanaf dit punt tot in het centrum van Sint-Lodewijk waren er nog kasseien. De Kapelstraat was nog gekasseid. Verder waren de Kerkstraat en de Kassei op Ootegem al grotendeels in beton. De meeste grote invalswegen waren al voorzien van beton, maar de meeste droegen nog het woord ‘kassei’ in hun straatnaam. Een hernoeming naar Vichtesteenweg enz. zou nog een tijd op zich laten wachten. In een adresboek van 1965 is te zien dat de oude namen nog altijd in gebruik zijn.
De resterende gemeentewegen waren nog in aarde of waren wegels. Veel van deze straten zouden spoedig aangepast worden. Zo vermelden datumstempels in het beton van de Sint-Amandusstraat (de vroegere Paardeweg) het jaar 1954, het beginjaar van grote aanpassingswerken aan het wegennet. Het stuk Vichtestraat in de richting van het centrum was intussen een verlengde van de Schoolstraat geworden. In 1965 heette dit deel al Hazewindstraat. De Pikkelstraat liep door ten westen van de Beverenstraat; in 1965 was dit al veranderd in Achterstraat. De omgeving van de Sint-Columbakerk zag nog de onderverdeling in het Hugo Verriestplein, het Pieter Jan Renierplein en de Plaats. In 1965 was deze ingewikkelde situatie nog in voege; enkele jaren later vervielen deze namen en werd de benaming Kerkplein ingevoerd.
Om vlugger en goedkoper te werken, werden later op een aantal plaatsen de kasseien bedekt met asfalt. Bij latere wegenwerken kwamen deze kinderkopjes weer aan de oppervlakte, zoals in 1993 bij de heraanleg van de Harelbekestraat.
Laurent Tack, Een studie van het Deerlijkse wegennet tussen 1950 en 2000 (deel I-III), Derlike, tijdschrift van de heemkring Dorp en Toren, jaargang XXIV, 1 (2001) tot XXIV, 3 (2002) en https://wegen-routes.be/hist/hist17n.html
↑Door de splitsing van deze straten was doorgaand verkeer onmogelijk geworden. Alle oude overgebleven tracés bleven echter dienst doen als openbare weg voor plaatselijke bewoners en bedrijven. Van oost naar west ging het om volgende wegen:
Hoekstraat: het noordelijke deel van deze straat verdween onder de autosnelweg en de industriezone Deerlijk-Waregem. Zuidelijk van de snelweg (het stuk tot de Kleine Klijtstraat) werd de straat hernoemd naar Mosschaardstraat.
Schragenstraat: een stukje van de zuidelijke tak van deze straat verdween ter hoogte van de Gaverbeek onder de snelweg. Later zouden van deze straat bij de aanleg van de ringweg (N36) en de aanleg van de industriezone Ter Donkt nog delen teloorgaan. Nu blijven van dit onderdeel van de Schragenstraat nog fragmenten over ter hoogte van de zijingang van het Gaverdomein (tussen de Braamakkerstraat en de N36) en in de industriezone Ter Donkt (tussen de N36 en de E17).
Tapuitstraat: om verwarring te voorkomen was reeds in 1959 het deel van deze straat tussen de Marquette- en de Stationsstraat hernoemd naar Kleine Tapuitstraat. Toen de autosnelweg de Tapuitstraat doorsneed, werd het noordelijke deel van deze weg eveneens omgedoopt tot Kleine Tapuitstraat. De straat biedt toegang tot het containerpark van de gemeente en wat huizen en bedrijven. Aan de andere zijde van de snelweg kwam in zuidwestelijke richting voor doorgaand verkeer een verbinding tot stand met de Stationsstraat.
Marquettestraat: Het T-vormige kruispunt in deze straat kwam net niet onder de snelweg te liggen en werd aan de noordzijde omgevormd tot een bocht. Zuidelijk van de snelweg werd de naam Plantenweg toegekend. Met de aanleg van de ringweg (N36) kreeg het stuk tussen deze weg en de E17 de benaming Gaversstraat.
Laurent Tack, Een studie van het Deerlijkse wegennet tussen 1950 en 2000 (deel I-III), Derlike, tijdschrift van de heemkring Dorp en Toren, jaargang XXIV, 1 (2001) tot XXIV, 3 (2002).
↑Alle overgebleven oude tracés van deze straten bleven echter in gebruik als openbare weg voor het bedienen van plaatselijke bewoners en bedrijven. Van oost naar west betrof het volgende wegen:
Breestraat: tussen de (later aangelegde) Elf Novemberlaan en de Vichtestraat kreeg deze straat een nieuw verloop. Oude stukken ervan zijn zichtbaar ten noorden van de snelweg als zijstraatje van de Vichtestraat. Ten zuiden zijn alle sporen van de oude Breestraat verdwenen.
Vichtesteenweg: halfweg tussen het centrum en de Belgiek werd de as van deze weg voor enkele tientallen meter verschoven naar het oosten. Hier kwam een groot klaverbladcomplex met op- en afritten naar de autosnelweg. Ten noorden van de snelweg is nog een redelijk stuk van de oude straat bewaard gebleven; in het zuiden is dit weggedeelte voor het grootste deel opgegaan in een bos op de zuidelijke lus van het klaverblad.
Pontstraat: vanaf het kruispunt met de Schragenstraat werd het bochtige tracé van deze straat rechtgetrokken. Net over het kruispunt met de Tapuitstraat werd weer aangesloten op de oude straat. Ten noorden van de snelweg week de oude Pontstraat volledig voor de ringweg N36 en de industriezone Ter Donkt II. Zuidwaarts ligt er nog een groot segment van de oude Pontstraat, intussen (samen met een zijstraat) omgedoopt tot Lisbonnastraat.
Laurent Tack, Een studie van het Deerlijkse wegennet tussen 1950 en 2000 (deel I-III), Derlike, tijdschrift van de heemkring Dorp en Toren, jaargang XXIV, 1 (2001) tot XXIV, 3 (2002).
↑Laurent Tack, Een studie van het Deerlijkse wegennet tussen 1950 en 2000 (deel III), Derlike, tijdschrift van de heemkring Dorp en Toren, jaargang XXIV, 3 (2002), pp. 72-75.
↑Oude brandweersite krijgt een totaal nieuwe invulling, interview door Rik Devos van schepen van Ruimtelijke Ordening Matthias Vanneste in Krant van West-Vlaanderen, 19 maart 2021, pag. 40
↑In 1915 werd de weverij Sitam (Société Internationale de Tissage d’Ameublement Moderne) opgericht. Al in 1925 volgde een uitbreiding van de fabriek met de bouw van werkhuizen langs de Hazewind- en de Waregemstraat. Het bedrijf werd in 1950 overgenomen door Frans Monbaliu en Carlos Scherpereel die de naam veranderden in Francar, een samenvoeging van de eerste letters van hun voornamen. In de jaren 1970 werd een stuk van de gebouwen gebruikt door de firma A. Vandendriessche Electrotechniek om een deel van haar wagenpark te stallen. Later werden de gebouwen nog een tijd aangewend als opslagplaats door de schuinover gelegen weverij Detis (het vroegere De Deerlijkse).
↑Het Gulden Boek van Deerlijk vermeldt hierover op 20 september 1969: (…) Nieuwe woonwijken rijzen op te allen kante… na Braamakker, Engelwijk, Europalaan, Waregemstraat, Vereecke- en Verhammelaan met omgeving, De Taeyelaan en Bloemenwijk… zo begint thans een complex aan de Driesknokweg [de latere Vogelwijk]. Deerlijk wil de woningnood oplossen en dit jaar is reeds een zoveelste parel aan de kroon van Deerlijk en Sint-Lodewijk.
Op 30 september 1951 werden 52 huizen ingehuldigd op de wijk Waregemstraat met schoolgebouw “Engelbewaarder” in aanwezigheid van Minister Alfred De Taeye [deze realisatie kwam er in het kader van de "Wet De Taeye" die drie jaar daarvoor aangenomen werd en op nationaal vlak voorzag in de bouw van 50.000 nieuwe en goedkope woningen]; de inhuldiging van de woonwijk Marquette- en Engelwijk vond plaats op 30 september 1962 in aanwezigheid van minister André Dequae.
De talrijke medewerkers hebben geijverd… iets groots en schoons verwezenlijkt, een wonder uit de grond gestampt en allen, vanaf de aardewerker tot en langs architekt, bouwheer, ondernemer en vaklieden verdienen alle lof en eer om de verwezenlijking van Deerlijks nieuwbouw. Thans is de eer aan Minister Gustaaf Breyne om Bloemenwijk, De Taeyelaan en Olieberg met hun nieuw verwezenlijkt gebouwencomplex in het daglicht te stellen… en aldus een nieuw stadium in te luiden tot oplossing van woningnood en daadwerkelijke sanering. Het werk en de wet van Minister Detaeye hebben vruchten afgeworpen en Minister Breyne zet het werk dynamisch voort (…).
↑Door de aanwas van nieuwe verkavelingen kende het wegennet een flinke groei. In 1950 waren er zo'n zeventig openbare wegen, tegen 1990 was dat aantal verdubbeld. In 2010 telde de gemeente meer dan 160 straten. Inmiddels zijn dat er minstens 188.
Al die nieuwe straten moesten ook namen krijgen. De namen hiervoor werden indertijd meestal lukraak gekozen door de gemeente of een private verkavelaar. Zo kwamen er de Bloemenwijk met bloemen in de straatnamen, de Koningswijk met straten genoemd naar koningen en koninginnen, de Vogelwijk met namen van vogels, enz. De naam van de wijk hoefde echter niet noodzakelijk gelinkt te zijn aan haar straten: de Oliebergwijk bijv. heeft diverse straatnamen. Daarnaast had je nog namen zoals Braamakkerstraat, Droogtestraat, enz.
Qua persoonsnamen zocht men gerichter. Verschillende straten droegen al de naam van een bekende (oud-)bewoner van de gemeente, anderen werden er later aan toegevoegd (Leon Defraeyeplein, Pieter Jan Renierstraat, enz. De volledige lijst is te vinden bij het item ‘Bekende (oud-)bewoners – Toekennen van straatnamen’). Voor andere namen werd buiten de gemeente inspiratie gevonden, zoals bij auteurs (Hendrik Consciencelaan, Guido Gezellelaan, Rodenbachstraat en Stijn Streuvelslaan), een minister (De Taeyelaan) en een geestelijke (Kardinaal Cardijnlaan). Ook telgen van adellijke families historisch gelinkt aan Deerlijk kwamen langs (Andrieslaan en recenter Marie de Plothostraat).
Tegenwoordig vraagt het gemeentebestuur aan de plaatselijke heemkring om voorstellen van straatnamen door te geven. Die geschiedkundige vereniging zoekt dan in de historische plaatselijke toestand en in de toponymie en geeft nadien haar bevindingen weer. Namen van belangrijke personen (uit de recente geschiedenis) selecteren en doorgeven wordt als laatste optie gedaan, meestal op specifieke vraag van de gemeente. Een voorbeeld hiervan is de straatnaambepaling in januari 2021 van de straatnamen in de nieuwe verkaveling op de Statiewijk. De hoofdstraat kreeg de naam Overakkerstraat, naar de Deerlijkse gronden van de Heerlijkheid Overackere waarop de verkaveling ligt. Voor de vier zijstraten werd gekozen voor persoonsnamen. (Meer hierover bij het item ‘Bekende (oud-)bewoners – Toekennen van straatnamen’)
↑Sinds 2017 zijn steden en gemeenten bevoegd voor het inventariseren van hun bouwkundig erfgoed. Een eerste erfgoedlijst van de gemeente Deerlijk bevatte meer dan 300 gebouwen.
Later zette de gemeente samen met de Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddienst (IOED) Leiedal een actieplan bouwkundig erfgoed op en werd dit aantal gereduceerd tot 223 panden. Daarbij werden de erfgoedpanden ingedeeld in drie categorieën: gebouwen met een lage, middelhoge of hoge locuswaarde. Hoe hoger de locuswaarde, hoe hoger de erfgoedwaarde. 46 panden kregen een lage, 106 een middelhoge en 71 een hoge locuswaarde.
In de zitting van 2 maart 2023 werd het actieplan goedgekeurd door de gemeenteraad. Nadien volgde een openbaar onderzoek door de Vlaamse Gemeenschap waarbij de eigenaars en bewoners hun opmerkingen konden geven bij de lijst en het actieplan.
Bronnen:
↑Op 17 november 2021 nam Sandra De Leeuw-Goussey ontslag als schepen. Ze bleef actief als gemeenteraadslid. Haar opvolger werd op 16 december 2021 Philip Ghekiere.
↑Hugo Defraeye, Rietje Amerlinck, Derlike jaargang XV, 3 (1993), Heemkring Dorp en Toren, Deerlijk – pp. 74-85, en Leon Defraeye, Deerlijk in oude prentkaarten, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1972. Op prentkaart nr. 61 zijn Rietje Amerlinck en Charelke Bulckaen te zien, een andere dorpsfiguur.
↑De gediplomeerde vroedvrouw Hermina Acke (Kortrijk 1868 – Deerlijk 1920) vestigde zich in 1890 in Deerlijk, waar ze enkele jaren later huwde met slager Camiel Christiaens. Acke was als zelfstandige vroedvrouw actief in Deerlijk, Sint-Lodewijk, Beveren-Leie en Vichte. Door ziekte werd ze gedwongen haar werk als vroedvrouw te verminderen en uiteindelijk te stoppen. Ze overleed op 52-jarige leeftijd.
Vijf van haar dochters zouden het beroep van hun moeder voortzetten en eveneens gediplomeerde vroedvrouw worden. De bekendste van de zussen was Maria (roepnaam Marja Sès). Bron: Hugo Defraeye, Van borelingen en vroede vrouwen, Derlike jaargang XVIII, 4 (1996), Heemkring Dorp en Toren, Deerlijk, pp. 107-127.
↑In navolging van haar moeder Hermina Acke werd Maria Christiaens (Deerlijk 1906 – Heestert 1998) een gediplomeerde vroedvrouw. Ze zou de bekendste worden van de vijf zussen Christiaens die kozen voor dit beroep. Na haar studies ging Maria aan het werk in het noorden van Frankrijk. Vijf jaar later kwam ze terug naar Deerlijk.
Daarop volgde ze een jaar cursus tot vroedvrouw-bezoekster, een supplementaire sociale opdracht. In 1932 werd Maria aangenomen bij het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn voor de gemeenten Deerlijk, Beveren-Leie en Vichte. In de functie van bezoekster ging ze aan huis en stond gezinnen bij met raad en daad. Ze werkte daarbij nauw samen met dokter Philip Monbaliu. In 1964 ging ze met pensioen. Bron: Hugo Defraeye, Van borelingen en vroede vrouwen, Derlike jaargang XVIII, 4 (1996), Heemkring Dorp en Toren, Deerlijk, pp. 107-127.
Voor de straatnaam werd geopteerd voor haar roepnaam Marja Sès. Grootvader langs vaderskant was Franciscus, met als roepnaam Cies, in het Deerlijkse dialect werd dat Sès. Dit gebruik ging over op zijn zoon en kleindochter: Camiel stond in de volksmond bekend als Camiel Sès, zijn dochter Maria als Marja Sès.
↑Zuster Remigia-Gabriëlle (Ooigem 1917 – Gits 2008) kwam in 1946 van het moederklooster in Gits naar Deerlijk. Ze werd er op de Statiewijk kleuteronderwijzeres en schoolhoofd. Tot 1983 gaf ze les in dezelfde school. In 2006 keerde ze terug naar het moederklooster in Gits. Bron: Jan Vanoverberghe, Geschiedenis klooster Centrum (Deel I en II), Derlike jaargang XXXVI, 4 (2014), pp. 99-112 en jaargang XXXVII, 1 (2014), Heemkring Dorp en Toren, Deerlijk, pp. 3-24.
↑In 1824 staat er in het Jaerboek van het gemeente Deerlyk voor de eerste keer een schriftelijke vermelding van een kermis in de gemeente. In 1825 geeft het Jaerboek een beschrijving van de kermis in het Centrum, die ook toen al werd gehouden einde september. Vermoed wordt echter dat er al veel langer kermissen waren in de gemeente, wellicht al eeuwenlang. De verslagen van het schepencollege vermelden pas in 1850 voor het eerst de kermis in het Centrum. Voor een beschrijving en verdere uitleg van de kermissen in het Centrum van 1825, 1850 en 1875, zie https://kermisdeerlijkcentrum.be/historiek/
Ook in andere wijken van Deerlijk is er een jaarlijkse kermis: op de Statiewijk, de Belgiek, de Stuiverhoek (Molenhoek), Sint-Lodewijk, de Seekershoek (deel van de Waregemstraat), Desselgemknok en de Snephoek. Enkel de eerste drie bestaan nog, hoewel ook Sint-Lodewijk moeite doet om aansluiting te vinden.