Voorjaar - Keizer Otto II ("de Rode") verslaat de rebellen van koning Harald I ("Blauwtand"), die Noordalbingië (huidige Duitsland) zijn binnengevallen om de keizerlijke heerschappij te onderdrukken. Tijdens een bloedige campagne onderwerpt Otto's leger de Denen en consolideert de grens tussen Scandinavië en Noord-Duitsland. Ondertussen leidt Hendrik II een opstand tegen zijn neef Otto en sluit een alliantie met de Duitse edelen.[1]
Een samenzwering tegen Otto II ("de Rode"), geleid door bisschop Abraham van Freising, wordt neergeslagen. Hij wordt gevangengenomen en opgesloten in de Abdij van Corvey in Höxter (huidige Duitsland).[3]
Herfst - Bonifatius VII wordt op bevel van Otto II ("de Rode") afgezet, een volksopstand dwingt hem naar Constantinopel te vluchten. Hij wordt opgevolgd door Benedictus VII als de 135e paus van de Katholieke Kerk.
Eerste schriftelijke vermeldingen van Aalter en Vitebsk (volgens de legende gesticht door de Varjaagse prinses Olga van Kiev).