De Valkhofpalts was een van de paltsen die Karel de Grote liet bouwen. Volgens de overlevering stond deze palts van de 8e tot aan de definitieve vernietiging ervan in de 11e eeuw aan het Valkhof in Nijmegen.
Documentatie
Er wordt algemeen aangenomen dat Karel de Grote rond 770 (twee jaar na zijn koningskroning te Noyon) deze palts heeft laten bouwen. Zijn persoonlijke biograaf Einhard meldt in diens Vita Karoli Magni hierover het volgende:
[...] Inchoavit et palatia operis egregii, unum haud longe a Mogontiaco civitate, iuxta villam cui vocabulum Ingilenheim, alterum Noviomagi super Vahalem fluvium, qui Batavorum insulam a parte meridiana praeterfluit [...][1]
(vertaling: "Hij bouwde ook twee prachtige paltsen, één die weliswaar niet zo groot is als die in de stad Mainz, maar wel net zoals in Ingelheim en de andere te Noviomagus [Nijmegen] aan de rivier de Waal, die aan de zuidelijke kant langs het eiland der Bataven stroomt [...]"[2])
Het bouwen van de palts gebeurde vermoedelijk op dezelfde plek waar zich tot drie eeuwen eerder de Romeinse versterking had bevonden (zie ook Ulpia Noviomagus Batavorum). De grond werd mogelijk hiervoor geëgaliseerd en enkele aanwezige grachten werden gedempt.
Het is niet bekend wanneer er precies met de bouw van de palts is begonnen. Mogelijk was de palts zelfs ook nog niet voltooid ten tijde van Karel de Grotes overlijden in 814.
Het oudste bewaard gebleven document waarin de palts (vermoedelijk) wordt genoemd is een bewaard gebleven oorkonde van Karel de Grote, gedateerd 8 juni 777 (waarin ook een schenking aan Utrecht wordt gedaan).[3]
Bouw
Aangenomen wordt dat er bij de bouw van de palts veel oude Romeinse baksteen opnieuw werd gebruikt, omdat men de techniek van het stenen bakken pas enkele eeuwen later weer zelf zou oppakken. Wellicht was daarbij het meeste hergebruikte materiaal afkomstig van het Romeinse castellum aan het Valkhof.[4]
Gebruik
De palts diende vooral als adellijke residentie en deels als bestuurscentrum.
Karel de Grote zou zelf in ieder geval in deze palts zijn geweest tijdens het paasfeest van 777 en daarna nog meerdere malen tussen 804 en 814.[4] In 806 liet hij er bovendien de verdeling van zijn rijk tussen zijn drie zonen Karel, Lodewijk en Pepijn bezweren. In 830 zou er ook nog een belangrijk familieberaad zijn geweest om de burgeroorlog te beëindigen.[5]
Verspreid over wat het nu het hele Rijk van Nijmegen is lagen boerderijen, die voedsel moesten leveren aan degenen die in de palts verbleven. Ook het Reichswald tot aan Xanten hoorde bij het gebied dat onder bestuur van de palts stond, vanwege de jacht en bosbouw.[6]
Vernietiging, herbouw en definitieve verwoesting (9e-11e eeuw)
De Noormannen namen de palts aan het Valkhof rond 880 voor het eerst in.[7] Bij hun vertrek, ongeveer een jaar later, moeten zij de oorspronkelijke palts hebben vernietigd. De palts werd niet heel lang daarna echter weer herbouwd.
De aanvankelijk herbouwde palts speelde in de eerste tijd daarna nog een belangrijke rol tijdens de Ottoonse en de Salische tijd. De keizers die daarna over het Duitse rijk regeerden – zoals Otto I, Otto III, Hendrik II, Koenraad II en Hendrik III – brachten herhaaldelijk een bezoek aan deze plek voor hun regeringsdaden. Koninklijke en keizerlijke hofdagen vonden dan ook vaak in Nijmegen plaats.[8] Keizer Otto III zou naar verluidt zijn geboren in het Ketelwoud, terwijl zijn moeder – keizerin Theophanu, van oorsprong een Byzantijnse prinses – onderweg was van Aken naar de palts in Nijmegen.[9] In 991 overleed Theophanu in de palts.[10]
Rond 1030, of wellicht al in 996[11], werd in de palts de Sint-Nicolaaskapel gebouwd, een van de weinige romaanse bouwwerken die in deze omgeving bewaard zijn gebleven. Deze kapel werd gebouwd naar voorbeeld van de Karolingische paltskerk in Aken.[12]
Van de oorspronkelijke palts zijn geen echt duidelijke archeologische sporen teruggevonden. Het materiaal dat hiervan wel is overgeleverd is erg schaars, en ook de herkomst is niet altijd even zeker. Omdat de Barbarossa-ruïne en de hiervoor genoemde Sint-Nicolaaskapel (beide overblijfselen van de Valkhofburcht) enkele Karolingisch aandoende elementen bevatten – zoals de zuilen en consoles – wordt wel gedacht dat dit materiaal al eerder voor de palts was gebruikt, om bij de latere bouw van de burcht te worden hergebruikt.[4][14] In het Valkhof Museum bevindt zich bovendien een Karolingisch kapiteel, waarvan wordt aangenomen dat het van de palts afkomstig is.[15]
De geschiedenis rond de Valkhofpalts is mede beschreven door de 15e-eeuwse chroniqueur Willem van Berchen in diens Gelderse kroniek (geschreven omstreeks 1473).
Met name sinds de 18e eeuw zijn er allerlei visuele reconstructies van de plek gemaakt, onder meer door Jacobus Buys en Cornelis Springer.[16]
Nijmegen als de "Keizerstad"
Op grond van het bovenstaande heeft Nijmegen later de populaire bijnaam "Keizerstad" gekregen. Ook de naam van het Keizer Karelplein herinnert tot op de dag van vandaag aan de Karolingische tijd.
Twijfel aan historische juistheid
Sommige (amateur)historici, onder wie de archivaris Albert Delahaye, hangen de visie aan dat de palts aan het Valkhof helemaal niet heeft bestaan (zie ook geschiedvervalsing). De hier door Einhard bedoelde palts in Noviomagus zou in werkelijkheid te Noyon hebben gestaan, de plaats waar Karel de Grote zich ook tot koning liet kronen. Ook andere gebeurtenissen uit deze tijd die traditioneel altijd in Nijmegen zijn gesitueerd, zoals de plunderingen en brandstichtingen, zouden in werkelijkheid in deze Franse plaats hebben plaatsgevonden.[17][18] Deze afwijkende opvattingen worden echter vooralsnog niet breed gedragen.
↑Klep, Paul, Bert Thissen; Jan Kuys. Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland (deel 2). Inmerc, Wormer, "De economisch en sociale ontwikkeling in de Middeleeuwen", 54 en 230. ISBN 90 6611 230 1.
↑Zie (de) Ludwig, Uwe, Thomas Schilp (2004). Mittelalter an Rhein und Maas. Waxmann, Münster, 88 en 93. ISBN 978-3830913801.
↑Kuys, Jan (2004). Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland (deel 2). Inmerc, Wormer, "Politiek en bestuur", pp. 243. ISBN 90 6611 230 1.
↑Zie Verhoeven, Dolly, Peterse, Hetty (2014). Het Valkhof. Vantilt, Nijmegen. ISBN 978 94 6004 1853.
↑(de) Perlich, Barbara, http://baugeschichte.a.tu-berlin.de/bg/forschung/projekte/mittelalter/nimwegen.htm. Gearchiveerd op 31 januari 2009. Geraadpleegd op 3 november 2019. “Im Ergebnis zeigt sich ein um 1030 in der Nachfolge der Aachener Pfalzkapelle mit hohem Anspruch und von prominentem Bauherrn errichteter Bau, der leider bald nach seiner Fertigstellung stark beschädigt wurde.”
↑Kuys, Jan (2004). Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland (deel 2). Inmerc, Wormer, "Politiek en bestuur", pp. 237-239. ISBN 90 6611 230 1.