De Tsjecho-Slowaakse Socialistische Republiek (ČSSR) was een periode in de Tsjecho-Slowaakse geschiedenis tussen 1960 en 1989, bij de val van het communisme. De naamswijziging naar Tsjecho-Slowaakse Socialistische Republiek werd doorgevoerd op 11 juli1960 na het aannemen van een nieuwe grondwet voor het land.[1][2] Deze staat was de opvolger van de Derde Tsjecho-Slowaakse Republiek die vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog bestaan had. De schrijfwijze die in het Nederlandse taalgebied in die tijd gebruikelijk was was Tsjechoslowakije, zonder verbindingsstreepje.
Afgezien van een korte periode aan het eind van de jaren zestig, de Praagse Lente, werd de ČSSR gekenmerkt door de afwezigheid van burgerlijke vrijheden. Het land was een frontlijnstaat in de Koude Oorlog. Vanuit de staat werd het atheïsme gepromoot en onderwezen. De lokale organisatie van de Katholieke Kerk stond onder controle van de overheid en de relatie met de Heilige Stoel was slecht. Aartsbisschop Josef Beran mocht in 1965 niet terugkeren na een reis naar Rome.
In 1969 werd de ČSSR een federatie van de Tsjechische Socialistische Republiek en de Slowaakse Socialistische Republiek. De ongelijkheid tussen Tsjechië en Slowakije werd voor een groot deel opgeheven, terwijl sommige ministeries, waaronder dat van onderwijs, overgebracht werden naar de deelrepublieken. Aan de politieke heerschappij van de communisten wijzigde dit echter niets.