Over de geschiedenis in de 10e eeuw zijn de historische bronnen niet volledig duidelijk. Mogelijk werd het eerst door de Hongaren, later door Boleslav I Chrobry en daarna, vanaf de helft van de 10e of pas in de 11e eeuw, door Oldřich van Bohemen bezet.
Een andere aannemelijk scenario is dat Moravië rond 900 door het machtsvacuüm bij het ontstaan van het Boheemse, Poolse en Hongaarse rijk zelfstandig bleef. Vanaf de tweede helft van de tiende eeuw ontstond meer afhankelijkheid van Silezië en Polen. Dit wordt door literatuur uit die tijd gestaafd. Er is bijvoorbeeld sprake van een Moravische bisschop op een synode in Mainz in 976. Rond 1000 kwam Moravië in het bezit van Bolesław I van Polen. Pas in het eerste kwart van de 11e eeuw werd het gebied door hertog Oldřich uit de Přemyslidendynastie bij Bohemen ingelijfd[1].
Het markgraafschap ontstond in 1182 toen keizer Frederik Barbarossa de lenenBrno, Olomouc en Znojmo, die onder het bestuur van de Přemysliden stonden, samenvoegde tot het markgraafschap Moravië en het gebied aan Koenraad II Otto schonk.
In 1499 verkreeg de Hongaarse koning Matthias Corvinus het markgraafschap. Matthias sloot een bondgenootschap met de Rooms-katholieke adel tegen George van Podiebrad die zichzelf in Olomouc tot tegenkoning van Bohemen had verkozen. De twist met koning Wladislaus II eindigden in 1479 met de vrede van Olomouc waarin afgesproken werd dat Matthias de koninklijke titel mocht houden maar het bestuur over Moravië moest opgeven.