Hij publiceerde Oiseaux de passage in 1881, een bundel van 45 teksten in drie delen. Daarna verscheen op 10 oktober 1883 La Muse Noire, een bundel gedichten. Op 9 april 1885 verscheen een derde bundel gedichten, Rosa Mystica.
In 1884 veranderde het leven van Guaita. Zijn ontmoeting met Catulle Mendès was daarvan de aanleiding. Mendès liet hem de werken van Eliphas Levi kennen. Guaita las eerst Dogme et rituel de la Haute Magie. Later las hij Le Vice suprême van Joséphin Péladan.
In 1888 ontstond het idee om de ware geïnitieerden te hergroeperen. Dit idee kwam er ten gevolge van de zaak Boullan. Boullan was een magiër die zich met duistere praktijken bezighield. Reeds in mei 1887 had Guaita getracht deze magiër tot andere inzichten te brengen, doch zonder gunstig gevolg.
Er was ook een esoterische vierde graad die enkel voorbehouden was aan de twaalf raadsleden van de Orde: Frère Illuminé de la Rose-Croix.
De doelstellingen van deze Orde waren te vatten in de leerstellingen binnen de drie inwijdingsgraden die zij vooropstelden.
In de eerste graad werd er vooral aandacht besteed aan de algemene geschiedenis van het occultisme en de westerse esoterische traditie. Toegespitst op de filosofie van de Rozenkruisers, de Hebreeuwse letters en hun symboliek (zie Kabbala).
In de tweede graad werd de studie van de religieuze tradities beoogd.
Wat er in de derde graad gebeurde is niet met zekerheid geweten. Volgens sommige bronnen was het overschakelen van de ene graad op de andere gekoppeld aan een examen.
In 1888 werd door Papus (Dr. Gerard Encausse) de Martinistenorde opgericht. Maurice Barrès bracht Guaita in contact met deze orde. Toen in 1891 door de martinisten beslist werd om de eerste loges op te richten en een Opperraad te installeren, werd Stanislas lid van deze raad.
Guaita zocht ook steeds naar uitzonderlijke boeken en manuscripten over occultisme en esoterisme. Hij had een zeer uitgebreide bibliotheek waar haast alle werken van zijn tijd te vinden waren.
Op 19 december 1897 overleed Guaita. Hij was toen 36 jaar. Hij ligt begraven in het familiegraf op de begraafplaats rond de kerk van Tarquimpol.
Werken
Oiseaux de Passage - 1881
La Muse Noire – 1883
Initiation - sonnet, opgedragen aan Joséphin Péladan – juli 1883
Rosa Mystica – 1885
Essai des Sciences Maudites (zijn hoofdwerk, bestaande uit:)
Au Seuil du mystère – 1886 (na prepublicatie in L'Artiste)(de inleiding)
Le Serpent de la genèse (het corpus)
Première septaine: Le Temple de Satan - 1891
Deuxième septaine: La Clé de la magie noire – 1897
Troisième septaine: Le Problème du mal - door Oswald Wirth vervolledigd en gepubliceerd door Marius Lepage in 1949
Gepubliceerde Brieven
Bertholet, Ed./Dantinne: Lettres inédites de Stanislas de Guaita au Sâr Joséphin Péladan, Lausanne, Editions Rosicruciennes, 1952
Biografieën
Wirth, Oswald: Stanislas de Guaita, Souvenir de son secrétaire, Paris, le Symbolisme, 1935
Capdeville, Denis: Stanislas de Guaita, Le philosophe Kabbaliste, Sarreguemines, Pierron, 1997
Billy, André: Stanislas de Guaita, Paris, Mercure de France, 1971
Berlet, Charles: Un ami de Barrès, Stanislas de Guaita, Paris, Grasset, 1936
Berlet, Charles: Stanislas de Guaita, Mage et poète
Barrès, Maurice: Un rénovateur de l'occultisme, Stanislas de Guaita (1861-1898) (met 2 portretten), Paris, Chamuel, 1898 (herdruk van een hoofdstuk uit Barrès' werk Amori et Dolori Sacrum).