Overtocht, vroeger Overtogt, is een voormalig buurtje in de gemeente Eemsdelta in de Nederlandse provincie Groningen. Het lag aan de huidige Kloosterlaan ten noordoosten van Wagenborgen, aan de voormalige Zomerdijk. Ter plaatse staan nu de boerderij Op de Hoogte en een burgerwoning. De weg volgde vanouds het tracé van de dijk, die met een grote bocht om een grote doorbraakolk en de nabijgelegen boerderijen heen liep. In de jaren 1950 werd de weg rechtgetrokken.
Het gehucht behoorde vroeger tot het kerspel Heveskes; de inwoners gingen echter in Wagenborgen ter kerke. Overtocht ligt het uiterste zuidoosten van de voormalige gemeente Delfzijl en grenst aan de gemeenten Termunten en Nieuwolda.
De naam Overtocht is ontleend aan een oud woord voor overzet of overtoom (met de wortel *overtiegen = 'over-trekken') , waar men kleine schepen over de dijk kon trekken.[1] Een volksetymologie suggereert daarentegen dat de naam verwijst naar veerpont die reizigers over een tochtsloot kon zetten.[2] De schoolmeesters van Wagenborgen en Heveskes hadden in 1828 wel hun twijfels:
Overtogt, zegt men hier algemeen, is zijn naam verschuldigd aan ene van ouds bestaan hebbende overvaart over eene watering, doch waarvan thans niets meer te zien of te ontdekken is.[3]
De naamsoorsprong laat zich gissen uit eene overvaart, die hier bevorens, over eenig water kan bestaan hebben: mogelijk is de doorbraak van den Zomerdijk, die alhier, blijkens de groote kolk alhier aanwezig, heeft plaats gehad, zoo aanzienlijk geweest, dat men dezelve, niet dadelijk heeft kunnen dempen; maar onderscheidene jaren heeft moeten werken, om door omdijking, deze breuk wederom te herstellen, en gedurende dien tijd, de vaart of overtogt, met schepen geschiedde. In de tweede plaats is het waarschijnlijk, dat deze benaming ontstaan is, uit den naam togt, dat zoo veel is als maar, diep of waterleiding, en zal dus Overtogt beteekenen eene buurt of gehucht, dat over den togt lag.[4]
De doorbraakkolk is ontstaan ten gevolge van een stormvloed. In 1466 namen de inwoners van Appingedam de verplichting op zich om de dijk Inden hoep rond een niet met name genoemde kolk in de Zomerdijk te herstellen.[5] We mogen aannemen dat dit Overtocht betreft.[6] Bij de kolk bevond zich mogelijk een uitwateringssluis, die het overtollige water van de lage landen ten noorden van Wagenborgen vanuit het Stinkvaartsmaar (hier ook Dijkstervaart genoemd) via het Hondshalstermaar op de Dollard kon lozen.[7] Deze sluis moet al vroeg overbodig zijn geworden, nadat dit deel van Wagenborgen in 1471 toestemming kreeg om zijn water via het Farmsumermaar naar de sluis bij Farmsum te leiden.[8] De sluis is daarna kennelijk afgesloten, zodat men schepen voortaan over de dijk moest trekken. De naam Oevertocht wordt voor het eerst in 1548 gebruikt.[6] In de Tachtigjarige Oorlog, omstreeks 1585, hebben Spaanse troepen hier een schans aangelegd.
Later leidde men het water van de landerijen ten zuiden van de Zomerdijk in omgekeerde richting naar het noorden via de dijksloot bij Stokkerij of Stinkerij en een duiker bij Overtocht naar het Stinkvaartsmaar, totdat er in de 19e eeuw poldermolens langs de kanalen werden gebouwd die het mogelijk maakten het water direct in deze kanalen te lozen.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche Taal, art. Overtocht.
- ↑ K. ter Laan. Groninger Encyclopedie, 1955, dl. 2, p. 653: "men heeft gedacht aan een oud veer, doch allicht enkel over de tocht (afwateringssloot). Men spreekt er nog altijd van de Ol Tochtsloot". Vgl. Wobbe de Vries, Groninger plaatsnamen, Groningen 1946, 180.
- ↑ Groinger Archieven: Schoolmeesterrapport Wagenborgen, 1828.
- ↑ Groninger Archieven: Schoolmeestersrapport Heveskes, 1828.
- ↑ H.O. Feith, Warfsconstitutiën en oordeelen, Groningen 1863, p. 97.
- ↑ a b R.P. Cleveringa Pzn., Ontwikkelingslijnen der stad Appingedam, Groningen 1927, p. 223.
- ↑ B. Hazelhoff, 'Wagenborgen aan en van de kust', in: Bulletin van de Historische Kring "De Marne" 4 (1977), afl. 2, p. 33-49, opnieuw in: H. Doornbos & G. de Fijter, Op het erf der vaderen. Gedenkboek van de Hervormde Gemeente van Wagenborgen, Delfzijl 1983. De auteur meent dat het water via twee kanalen naar de Overtocht werd geleid: enerzijds de Swaailandse sloot oftewel het Monnikemaar die via het Proostmeer en het Hamstermaar in de Stinkvaart uitmondde. Anderzijds via een verdwenen tochtsloot, Sijpe of 't Sier (de latere Molenwatering), die via het Janjemeer en de Sierkolk eveneens in de Stinkvaart uitwaterde.
- ↑ Wim Ligtendag, De Wolden en het water, Groningen 1995, p. 144. B.W. Siemens, Dijkrechten en zijlvesten, 1974, p. 51. J. Kooper, Het waterstaatsverleden van de provincie Groningen, Groningen 1939, p. 66 en 169 (noot)