Van 20 juli 1927 tot 8 juni 1930 was hij een van de vier regenten[2] voor de minderjarige koning Michaël. Op 8 juni 1930 werd Michaels vader Carol echter koning, en werd de regentschapsraad opgeheven.
Na het aftreden van premier Octavian Goga benoemde koning Carol II Patriarch Miron Cristea op 11 februari 1938 tot minister-president. Het Roemenië van die dagen was erg instabiel en de stabiliteit werd bedreigd door de fascistischeIJzeren Garde. De patriarch was geen lid van een politieke partij en trachtte in opdracht van de koning politieke eenheid te smeden. Hij hekelde daarbij het politiek pluralisme ten gunste van de macht van de koning. Hij nam een wet aan waardoor 225.000 joden, 37 procent van de joodse gemeenschap in het land, hun Roemeens staatsburgerschap afgenomen werd.
Miron Cristea stierf op 6 maart 1939, tijdens een bezoek aan Cannes, Frankrijk. Hij was op dat moment nog steeds minister-president.