Uit de erfenis van haar ouders kon Magdalena 6875 gulden vorderen, waarover Oranje-Nassau 343 gulden aan rente betaalde, alsmede: 100 gulden aan jaarlijkse kosten tot haar huwelijk, en 200 gulden na haar huwelijk. Ze vorderde 4000 gulden aan huwelijksgeld, 1000 gulden aan bruidsschat, en 1500 gulden voor hoedkoorden, trouwring, koets en paard. Al deze gelden werden echter zeer traag uitbetaald en Magdalena zag zich genoodzaakt de Nassause raadsheren bijna voortdurend aan te manen om haar geld te krijgen. In het algemeen geeft haar leven een triest beeld van de interne verhoudingen van de kleine vorstenhuizen tijdens de Dertigjarige Oorlog – een beeld van verarming en hulpeloosheid.[6]
In de zomer van 1634 stierf haar zwager Rab Arnd von Oeyhausen, aan wiens sterfbed zij stond, waardoor Magdalena de laatste mannelijke beschermheer werd ontnomen. Tegelijkertijd ontstonden de hevigste geschillen over het verkregen deel van Grevenburg, dat zowel door de gravin en haar schoonmoeder en schoonzusters, deze gesteund door hun beschermvrouwe, de gravin van Schaumburg, geboren gravin van Lippe-Varenholz, als ook Adam Arnd von Oeynhausen als volgende en rechtmatige opvolger van het leengoed in bezit werd genomen. Beide partijen wendden zich nu tot Simon Lodewijk van Lippe-Detmold, die via zijn moeder nauw verwant was met Magdalena,[noot 3] maar die tevens leenheer van Grevenburg was. Ook landgraaf George II van Hessen-Darmstadt deed in mei 1635 een beroep op hem ten gunste van de erfgenamen van de inmiddels overleden Adam Arnd von Oeynhausen.[10]
Uit de brieven van Magdalena spreekt overal haar diepe liefde voor haar overleden echtgenoot, ‘mit dem sie nur sechs Monate zu Grevenburg gewohnt habe’ en in een vertrouwelijke brief aan Simon Lodewijk van Lippe-Detmold, waarschijnlijk gedateerd 20 november 1635, schrijft zij: ‘Ich bin so von ganzem Herzen betrübt, ich weiß mir keinen Rath mehr. Heute ist der unglückselige Tag der Jahrzeit, daß ich in den elenden Stand meiner Trübseligkeit getreten bin und mit dem, so ich in der Welt über Alles geliebet, alles meines Glückes und Wohlfahrt beraubet bin, und keinen andern Trost weiß ich zu finden, als in Glauben und Hoffnung zu leben, der liebe Gott werde uns in ewiger Freude wieder zusammenbringen’. Tegelijkertijd toonde Magdalena echter ook tegenover haar verwanten de beste wil om de geschilpunten in der minne te schikken en betreurde zij oprecht de dood van Adam Arnd von Oeynhausen in april 1635. Kort daarna, op 20 juni 1635, werd Grevenburg door de Zweden grondig geplunderd en werden Magdalena en haar nicht Louise van Waldeck-Wildungen[noot 4] beroofd van al hun bezittingen. Voor de daaropvolgende jaren ontbreekt nadere informatie over haar.[10]
Magdalena hertrouwde op 25 augustus 1642[2][10][11][12] met Philipp Wilhelm Freiherr von Innhausen und Knyphausen (20 maart 1591[10] – Bremen, 5 mei 1652[11][12]). Over dit huwelijk schreef zij in hetzelfde jaar aan de regering van Nassau: ‘Sie habe viel Jammer und Elend ausstehen müssen und wegen Nichteinbringung ihrer Ehegelder sei sie von den Angehörigen ihres ersten Ehemannes sehr übel gehalten und ihr gedroht, sie aus dem Witthum zu stoßen. Dies habe sie sich zu Herzen gezogen und weil es der Höchste so geschickt, daß der Wohlgeborene Philipp Wilhelm Freiherr zu Knyphausen sie zur Ehe begehrt, so habe sie ihren früher gefaßten Entschluß, ihr mühseliges Leben im Wittwenstande endigen zu wollen, soweit geändert und damit sie ein sicheres Bleibens habe, in die Heirath gewilligt. Sie wolle nun nach Hamburg wo ihr Gemahl jetßt seine Wohnung habe’.[4]
In 1651 stelde Magdalena een vordering in tegen Johann Melchior von Oeynhausen voor achterstallig vruchtgeld van de Grevenburg. Op 5 mei 1652 overleed ook haar tweede echtgenoot en begon de geldnood opnieuw. Op 27 juli van dat jaar schreef ze opnieuw aan Johann Melchior over haar aanspraken en beschreef zij haar benauwde situatie, aangezien het contract tussen haar man en graaf Anton Günther van Oldenburg niet tot stand was gekomen en hij daarom geen geld wilde uitbetalen. In 1656 schreef ze naar Nassau: De middelen van haar tweede echtgenoot waren niet groot en zij moest met een klein bedrag genoegen nemen. Daarbij klaagde zij zeer over de achterstallige betalingen die Oranje-Nassau haar nog moest doen. In datzelfde jaar werd haar de hoop gegeven dat ze betaald zou worden als ze haar eisen wat zou minderen. Ze eiste toen namelijk in totaal aan kapitaal, rente en schuld 45.496 gulden.[4]
Magdalena overleed op 6 december 1662, waarschijnlijk te Verden, waar zij in 1658 haar testament maakte, waarin zij een kapitaal van 600 Thaler, dat de stadSteinheim haar schuldig was, naliet aan het gast- en weeshuis te Bremen.[4] Op 29 november 1662 maakte ze een tweede testament.[3]
Kinderen?
Uit de levensbeschrijving van Magdalena in Von Oeynhausen & Grotefend (1889) blijkt niet dat uit haar huwelijk met Bernhard Moritz von Oeynhausen-Velmede kinderen werden geboren. Immers na het overlijden van haar zwager is sprake van een erfgenaam uit een andere tak uit de familie. Dek (1968), p. 277 daarentegen vermeldt dat Magdalena in de 15 maanden dat het huwelijk duurde twee kinderen kreeg:
Bernhard Simon, gehuwd met Catharina van Steinberg.
Ravan Arend, gehuwd met Geertruida van Steinberg.
Het huwelijk van Magdalena en Philipp Wilhelm von Innhausen und Knyphausen bleef kinderloos.[12]
(de) Dek, A.W.E. (1962). Graf Johann der Mittlere von Nassau-Siegen und seine 25 Kinder. Krips Repro, Rijswijk.
Dek, A.W.E. (1968). De afstammelingen van Juliana van Stolberg tot aan het jaar van de Vrede van Münster. Spiegel der Historie. Maandblad voor de geschiedenis der Nederlanden 1968 (7/8): 288-303
Dek, A.W.E. (1970). Genealogie van het Vorstenhuis Nassau. Europese Bibliotheek, Zaltbommel.
(fr) Huberty, Michel, Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. (1981). l’Allemagne Dynastique. Tome III: Brunswick-Nassau-Schwarzbourg. Alain Giraud, Le Perreux.
(de) Lück, Alfred (1981). Siegerland und Nederland, 2. Auflage. Siegerländer Heimatverein e.V., Siegen [1967].
(de) Menk, Friedhelm (1971). Quellen zur Geschichte des Siegerlandes im niederländischen königlichen Hausarchiv. Stadt Siegen/Forschungsstelle Siegerland, Siegen.
(de) Textor von Haiger, Johann (1617). Nassauische Chronik. Christoph Raab, Herborn.
Vorsterman van Oyen, A.A. (1882). Het vorstenhuis Oranje-Nassau. Van de vroegste tijden tot heden. A.W. Sijthoff en J.L. Beijers, Leiden en Utrecht.
Voetnoten
↑“De overlijdensdatum, opgegeven door Europäische Stammtafeln, lijkt zeer plausibel. Anderzijds kunnen wij de aanwijzing van Dek (1970) dat de gravin op 31‑7‑1661 in Bremen is overleden, niet aanvaarden. Wij vonden in het Staatsarchief Marburg (115, Waldeck 2, Nassau 343) een kopie van het testament met codicil. De gravin testeerde in Verden op 4‑4‑1658 en op 29‑11‑1662. Er is dus alle reden om aan te nemen dat zij in die stad is overleden.”[3]
↑“Het lijkt erop dat Dek (1970) hem ten onrechte de titel van graaf heeft gegeven. In Von Oeynhausen & Grotefend (1889) wordt hij baron van het keizerrijk genoemd.”[3]