Graaf Filips ‘de Oudere’ van Katzenelnbogen, Elisabeths grootvader van moederszijde, had twee zoons. De oudste zoon, Filips ‘de Jongere’, was gehuwd met Odilia van Nassau-Siegen, maar overleed al in 1453. De tweede zoon, Everhard, overleed drie jaar later. Nadat Filips ‘de Oudere’ in 1471 weduwnaar geworden was, hertrouwde hij op 72-jarige leeftijd in 1474 met de 32 jaar oude Anna van Nassau-Siegen, een nicht van zijn schoondochter.[6] Het huwelijk van Filips ‘de Oudere’ en Anna van Nassau-Siegen bleef kinderloos, zodat bij zijn overlijden in 1479 het graafschap Katzenelnbogen werd geërfd door zijn dochter Anna en haar echtgenoot Hendrik III ‘de Rijke’ van Hessen-Marburg, de ouders van Elisabeth.[7]
Elisabeths vader overleed in 1483, hij werd opgevolgd door zijn zoon Willem III ‘de Jongere’.[7] Deze bepaalde dat zijn zusters Elisabeth en Mathilde met 50.000 florijnen gecompenseerd moesten worden. Daartegen protesteerde Johan in naam van zijn vrouw in 1488.[5] Willem III ‘de Jongere’ overleed in 1500 zonder wettige kinderen.[5][7] Diens landgraafschap Hessen-Marburg werd geërfd door landgraaf Willem II ‘de Middelste’ van Hessen-Kassel. Mathilde zag af van haar erfenis, zodat Elisabeth de enige erfdochter van Katzenelnbogen bleef.[7] Inderdaad maakte Elisabeth aanspraak op alle nagelaten landen van haar broer en Johan nam ook onmiddellijk de titel graaf van Katzelnbogen aan. Maar toen de onderhandelingen met Willem II ‘de Middelste’ van Hessen-Kassel begonnen, legde hij die titel weer neer.[5] Voor zowel Hessen als Nassau was het graafschap Katzenelnbogen een begeerlijke erfenis, niet alleen vanwege de rijkdom, maar ook vanwege de geografische ligging.[7] Katzenelnbogen lag tussen de Taunus en de Lahn en was door het bezit van een groot aantal Rijntollen tussen Mainz en de grens met de Nederlanden zeer rijk.[6]
Op 24 mei 1500 verbood rooms-koningMaximiliaan I Willem II ‘de Middelste’ de graafschappen Katzenelnbogen en Nassau aan te tasten. Ook ontving Johan van de hertog van Gulik en de abdij van Prüm enkele lenen van Katzenelnbogen.[5] De spanningen tussen Hessen en Nassau namen toe toen Willem II ‘de Middelste’, zonder acht te slaan op de rechten van Elisabeth, bezit nam van Katzenelnbogen.[10] Alle pogingen van Johan om hun rechten te verwerven bleven vruchteloos, ondanks verscheidene minnelijke onderhandelingen. De zaak met geweld tot een oplossing te brengen tegen het machtige Huis Hessen kwam niet in hem op.[5] Daarom diende Johan een klacht in bij het Rijkskamergerecht. In 1507 deed dat gerecht uitspraak, waarbij de helft van het graafschap aan Elisabeth werd toegewezen. Willem II ‘de Middelste’ weigerde die uitspraak te aanvaarden. Het leidde tot een halve eeuw durende, moeizame en kostbare rechtsstrijd tussen Hessen en Nassau die als de Katzenelnbogische Erbfolgestreit bekend staat.[10]
Omdat Engelbrecht II van Nassau-Breda, de zwager van Elisabeth, geen wettige kinderen had, haalde hij in 1499 Elisabeths oudste zoon Hendrik naar zijn hof in Breda en Brussel, zorgde voor zijn verdere opvoeding en benoemde hem tot zijn erfgenaam. Hendrik volgde zijn oom na diens overlijden in 1504 op in al diens bezittingen.[11][12][13][14][15]
Johan overleed op 30 juli 1516 en werd begraven in de crypte van de Sint-Johanneskerk van het door hem gestichte Franciscanerklooster in Siegen.[16] Hij werd opgevolgd door zijn zoon Willem I.[2][5][13][17] Elisabeth overleed op 7 of 17 januari 1523 in Keulen. Daar bezaten de graven van Nassau een huis (‘das achte Haus von der Goltgassenecken nach St. Cunibert hin’), dat voor hun de verbinding tussen de bezittingen in de stamlanden in Duitsland en de Nederlanden eenvoudiger maakte.[18] Elisabeth werd begraven bij haar echtgenoot.[16] In 1836 werden beiden herbegraven in de Mariakerk in Siegen.[17]
Kinderen
Uit het huwelijk van Elisabeth en Johan V werden de volgende kinderen geboren:[2][3][4][8][9][19]
De dubbelbruiloft van Elisabeth en Maria werd gehouden op Slot Siegen. Er werd ook feestmaal gehouden in het raadhuis in Siegen waarbij beide bruidsparen aanwezig waren. Dat feest met de magistraten van de stad werd door de vader van de bruiden betaald, het stadsbestuur schonk voor het feestmaal 16 ossen en 19 varkens.[16]
(de) Assmann, Helmut, Menk, Friedhelm (1996). Auf den Spuren von Nassau und Oranien in Siegen. Der Stadtdirektor der Stadt Siegen, Siegen.
(de) Becker, E. (1983). Schloss und Stadt Dillenburg. Ein Gang durch ihre Geschichte in Mittelalter und Neuzeit. Zur Gedenkfeier aus Anlaß der Verleihung der Stadtrechte am 20. September 1344 herausgegeben, Neuauflage. Der Magistrat der Stadt Dillenburg, Dillenburg [1950].
(fr) Huberty, Michel, Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. (1981). l’Allemagne Dynastique. Tome III: Brunswick-Nassau-Schwarzbourg. Alain Giraud, Le Perreux.
(de) Joachim, Ernst (1881). Allgemeine Deutsche Biographie. Band 14. Duncker & Humblot, Leipzig, "Johann V. (Graf von Nassau-Dillenburg)", pp. 252-254.
(de) Lück, Alfred (1981). Siegerland und Nederland, 2. Auflage. Siegerländer Heimatverein e.V., Siegen [1967].
(de) Schwennicke, Detlev (1978). Europäische Stammtafeln. Stammtafeln zur Geschichte europäischen Staaten. Neue Folge. Band I. J.A. Stargardt, Marburg.
Venne, J.M. van de, Stols, Alexander A.M. (1937). Geslachts-Register van het Vorstenhuis Nassau. A.A.M. Stols Uitgevers-Maatschappij, Maastricht.
Vorsterman van Oyen, A.A. (1882). Het vorstenhuis Oranje-Nassau. Van de vroegste tijden tot heden. A.W. Sijthoff en J.L. Beijers, Leiden en Utrecht.
Voetnoten
↑Cawley (Hessen), Cawley (Nassau), Dek (1970) en Vorsterman van Oyen (1882): “Keulen, 17 januari 1523”. Schwennicke (1978): “7 januari 1523”. Van de Venne & Stols (1937): “Keulen, 7 januari 1523”.
↑Cawley (Hessen), Cawley (Nassau), Schutte (1979) en Dek (1970) noemen als overlijdensplaats Dillenburg. Assman & Menk (1996) vermelden echter overleden te Slot Siegen en Joachim (1881) vermeldt Siegen als overlijdensplaats.