De vegetatiestructuur van vegetatie uit deze klasse wordt in de Lage Landen gekenmerkt door een dichte struiklaag, met drie vrijwel steeds voorkomende soorten: het naamgevende sporkehout, en de breedbladige wilgensoorten grauwe- en geoorde wilg. Zeldzamer is de hybride van deze beide, Salix ×multinervis.
De samenstelling van de ondergroei is afhankelijk van de trofiegraad van de bodem. Op oligrofe bodems vindt men vooral planten uit het hoogveen, zoals gewone dophei en verschillende soorten veenmossen in de moslaag. Op eutrofe plaatsen zijn moerasplanten zoals riet en gele lis dominant in de kruidlaag en is de moslaag eerder beperkt.
Ecologie
De klasse van wilgenbroekstruwelen omvat plantengemeenschappen van natte standplaatsen op een venige bodem. In tegenstelling tot de klasse van wilgenvloedbossen en -struwelen, is de grondwaterspiegel bij wilgenbroekstruwelen vrij constant. De bodem is van gematigd voedselarm tot gematigd voedselrijk, de pH van neutraal tot zuur.
Schaminée, J.H.J., Sýkora, K., Smits, N. & Horsthuis, M. 2010. Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist. ISBN 9789050113090.