Deze klasse wordt in de Lage Landen gekenmerkt door een zeer open en laagblijvende vegetatie met volledige afwezigheid van de boom- en de struiklaag.
In de kruidlaag zijn eenjarige planten dominant, zijn vormen zich ieder jaar opnieuw uit zaad als de omstandigheden gunstig zijn. De hoofdbloei vindt plaats op het einde van de zomer.
De dwergbiezen-klasse omvat plantengemeenschappen van natuurlijke of antropogene kale, vochtige standplaatsen, zoals strandjes langs zoet stilstaand water, randen van duinplassen en vennen, in vochtige zandgroeven en retentiebekkens, plagplekken, recent gegraven of uitgebaggerde sloten en greppels. Dikwijls is de bodem verdicht, zoals op licht betreden paadjes. Ze vormen dikwijls kleine oppervlakten binnen een groter geheel van blauwgraslanden, heischrale graslanden en vochtige heiden.
Onderliggende syntaxa in Nederland en Vlaanderen
De dwergbiezen-klasse wordt in Nederland en Vlaanderen vertegenwoordigd door slechts één orde en één onderliggend verbond. In totaal komen er uit de klasse in Nederland en Vlaanderen vier associaties voor. Daarnaast worden er twee klasseoverschrijdende rompgemeenschappen van het dwergbiezen-verbond onderscheiden.
Decleer, K. (red.), 2007: Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee. Habitattypen, dier- en plantensoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.M.2007.01, Brussel, 584 p. ISBN 978-90-403-0267-1
Schaminée, J., K. Sýkora, N. Smits & M. Horsthuis, 2010: Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist. ISBN 9789050113090.