Wieniawski stond vooral bekend als onvermoeibaar voorvechter van de muziek van de nationalistische Poolse componist Stanislaw Moniuszko.[1] Ten slotte verhuisde hij naar Brussel waar hij actief was als kamermusicus en begeleider. Hij speelde een prominente rol in het muziekleven van de stad Brussel en werd hoofdleraar piano aan het Conservatorium aldaar.[1] Hij stierf in 1912 en werd begraven in Elsene.
Muziek
Wieniawski schreef hoofdzakelijk voor piano. Zijn composities zijn begrijpelijkerwijs middelen om zijn virtuositeit in de concertzaal en salon te demonstreren. Ze omvatten polonaises, walsen, mazurka's en concertetudes, maar ook een Fantasie en Fuga, twee pianosonates en een Duo Polonaise. Verder schreef hij wat kamermuziek zoals een strijkkwartet, pianotrio en een cellosonate. Voor orkest schreef hij een Suite Romantique, de Ouverture Guillaume le Taciturne, een Rêverie Op. 45 en het Pianoconcert in G-mineur Op 20, geschreven omstreeks 1858, uitgegeven in Warschau in 1860, en opgedragen aan Leopold II, koning der Belgen.
Geheel in de traditie van de pianoconcerten van Chopin en Liszt, besteedt Wieniawski's weinig aandacht aan de rol van het orkest.[1] Als het orkest speelt is het slechts om de solist wat rust te gunnen. Vrij snel na de introductie van het orkest begint de piano al met zijn eerste cadens. De muziek is doorspekt met instructies als 'risoluto', 'furioso' en 'grandioso', wat het Sturm und Drang-karakter van de muziek benadrukt.[1] De piano speelt het grootste deel van de tijd, er is weinig afleiding door het orkest. Het pianoconcert heeft de Poolse bravoure van Chopin en de charme en eenvoud van Schumann.[1] De virtuoze passages in het werk tonen aan dat Wieniawski een virtuoos pianist moet zijn geweest.[1]