Zijn grootvader was organist in Lübeck. Zijn overgrootvader was Peter Hasse 'de Oude', een leerling van Jan Pieterszoon Sweelinck in Amsterdam. Zijn eerste muziekonderricht ontving hij van zijn vader. Zijn muzikale loopbaan begon Hasse als tenor, eerst bij de Theater am Gänsemarkt in Hamburg. Daar voerde Reinhard Keiser de scepter en werd voornamelijk Duits repertoire uitgevoerd. Vervolgens trok Hasse naar Brunswijk, waar zijn eerste opera Antioco in het hoftheater werd opgevoerd (1721).
In 1722 ging hij naar Napels om verder te studeren bij Nicola Porpora en – als een van zijn laatste leerlingen – bij Alessandro Scarlatti.
Vanaf 1727 werkte hij in Venetië aan het Conservatorio degli Incurabili, een opvanghuis voor jonge meisjes, die met veel muziekonderricht werden beziggehouden. Hasse ontmoette de prima donna Faustina Bordoni, een mezzosopraan, beroemd om haar trefzekerheid en virtuositeit.
Faustina Bordoni
Faustina Bordoni was de bestbetaalde zangeres van haar tijd. Georg Friedrich Händel haalde haar in 1726 voor twee jaar naar Londen. Hasse huwde Bordoni in 1730, na zich in het voorafgaande jaar tot het katholicisme te hebben bekeerd. Cleofide een opera uit 1731, waarin zijn succesnummers uit Napels waren ingepast, is een uitzonderlijke opera in het barokrepertoire. De opera is gebaseerd op een drama van Pietro Metastasio en behandelt de betrekkingen van het oosten met het westen, destijds een geliefd onderwerp. Het verhaal is ook door veel andere componisten op muziek gezet. Met een opwindende opvoering dongen Hasse en Bordoni – die de hoofdrol zong – naar een vaste aanstelling bij August de Sterke, die in Hasse de meest geschikte opvolger zag voor Johann David Heinichen. In 1734 trok Hasse naar London om zijn Artaserse uit te voeren, maar weigerde als concurrent van Händel op te treden. In 1751 ging Faustina Bordoni met pensioen.
Dresden
Van 1735 tot 1764, verbleef Hasse vaak in Dresden (Saksen), het Florence aan de Elbe, wanneer de keurvorst er resideerde. Daar was Hasse werkzaam als 'Ober-Hofkapellmeister' ten behoeve de keurvorst, Friedrich August II van Saksen.
De opera in Dresden was gebouwd ter gelegenheid van zijn huwelijk en beschikte mogelijk over 2.000 plaatsen. De zangers kregen goed betaald en de prima donna's hadden de beschikking over koetsen.
De hofkapel, later Säksische Staatskapelle genaamd, gold na dat van Napels als het beste orkest in Europa.
Hasse had een bijzonder contract; indien Frederik August, tevens koning van Polen, naar Warschau afreisde dan hoefde hij niet mee, maar reisde met zijn vrouw naar Italië.
In 1748 werd Hasse gevraagd twee van zijn werken uit te voeren bij de feestelijkheden ter gelegenheid van het huwelijk van Elisabeth van Brandenburg-Bayreuth, de dochter van Wilhelmina van Bayreuth. Zowel Ezio als Artaserse werden opgevoerd in het nog niet volledig opgeleverde Markgräfliches Opernhaus in Bayreuth. Bij de uitvoering van Ezio in Dresden in 1755 waren 620 personen betrokken, twintig dromedarissen, vier muildieren en vier wagens, beladen met roofgoederen.
Bij een belegering door Frederik de Grote en een bombardement in 1760, waarbij een bibliotheek werd verwoest, zijn vele van zijn handgeschreven composities in vlammen opgegaan. Na de begrafenis van de keurvorst ging Hasse in 1764 naar Wenen, waar hij de lievelingscomponist werd van keizerin Maria Theresia. De Zevenjarige Oorlog had het hof in Dresden in grote financiële moeilijkheden gebracht en Hasse werd om bezuinigingsredenen ontslagen, zonder pensioen.
Ter gelegenheid van de bruiloft van aartshertog Ferdinand van Oostenrijk, componeerde Hasse zijn laatste opera, Ruggiero (1771). In Milaan ontmoette hij de 14-jarige Mozart en was onder de indruk van zijn talent.
Op aandringen van zijn vrouw koos hij ervoor (1773) om zijn laatste levensjaren in Venetië door te brengen, waar hij nog steeds als kapelmeester aan het Conservatorio degli Incurabili werkte. Faustina Bordoni stierf er in 1781. Johann Adolf Hasse overleed twee jaar later.
Werken
Hasse componeerde meer dan zestig opera's, ongeveer twee per jaar. Hij onderscheidde zich als de meest waardige vertolker van de poëzie van Pietro Metastasio.
Wat opera betreft behoort zijn werk Piramo e Tisbe (Wenen, november 1768), een tragisch intermezzo in twee akten, naar het libretto van Marco Coltelli tot zijn meest gewaardeerde werken. Er zijn slechts drie solisten, die niet door een basso continuo worden begeleid, maar door het gehele orkest, net als in de werken van de toen populaire Gluck.
Verder componeerde hij elf oratoria, zeventien cembalosonaten en kerkmuziek, zoals missen, psalmen, motetten, hymnen en litanieën; ten slotte talrijke concerten, trio- en solosonates en ongeveer tachtig fluitsonates voor Frederik de Grote.
Composities
Missen en gewijde muziek
1751 Messe in d (ter opening en inwijding van de Rooms-Katholieke "Hofkirche", nu, Kathedrale Sankt Trinitatis Dresden)
1751 Te Deum (ter opening en inwijding van de Rooms-Katholieke "Hofkirche", nu: Kathedrale Sankt Trinitatis Dresden)
1763 Requiem in C-groot, voor de uitvaart van Koning August III van Polen of "Frederik August II keurvorst van Saksen"
1783 Missa ultima in g
Beatus vir
Confitebor tibi in F groot
Dixit Dominus in C groot
Miserere in d
Miserere in F
Miserere in c
Regina coeli in D
Requiem in Es groot
Salve Regina in A
Salve Regina in F
Venite pastores – Motetto pastorale
Oratoria
1734 Il cantico de' tre fanciulli, oratorium – tekst: Stefano Benedetto Pallavicino
1742 I pellegrini al sepolcro di nostro redentore, oratorium in 2 delen – tekst: Stefano Benedetto Pallavicino
B. Hiltner: Die Silbermannorgel in der Hofkirche zu Dresden, in: Instrumentenbau Zeitschrift 49:43-6 Jan-Feb 1996
D. James: Choral CDs Johann Adolf Hasse: Mass in G Minor (Soloists Thuringischer Akademischer Singkreis and Virtuosi Saxoniae, Ludwig Guttler) (Berlin Classics), Choir & Organ 4:56-7 N1 1996
Francesco Passadore e Franco Rossi: Musica, scienza e idee nella serenissima durante il seicento – Atti del convegno internazionale di studi Venezia – Palazzo Giustinian Lolin 13-15 dicembre 1993, Venezia: Edizioni Fondazione Levi, 1996, 414 p.
Stewart Gordon: A History of Keyboard Literature. Music for the Piano and its Forerunners, New York: Schirmer Books, 1996, 566 p., ISBN 978-0-534-25197-0
Joan Whittemore: Music of the Venetian Ospedali composers. A thematic catalogue; thematic catalogues No. 21, Stuyvesant, NY: Pendragon Press, c1995, 184 p.
A. Friesenhagen: Schallplatten Johann Adolf Hasse: Motetti virtuosi (Monique Zanetti (Sopran), Jennifer Lane (Alt), Le Parlement de musique, Ltg. Martin Gester), (Opus CD) Concerto 12:36-7 May 1995
Gerhard Schepelern: Operaens historie i Danmark 1634-1975, Kobenhaven: Rosinante, 1995, 366 p., ISBN 978-87-16-14112-5
Konrad Boehmer: Schallplatten Johann Adolf Hasse: Piramo e Tisbe (Barbara Schlick, Ann Monoyios, Wilfried Jochens; La Stagione, Ltg. Michael Schneider) (Delta Capriccio, 2 CDs) Concerto 11:36-7 Nov 1994
W.C. Fink: Heitere Totenmesse; Johann Adolf Hasse : Requiem C-Dur; Misrere e-Moll (Greta de Reyghere (Sopran), Susanna Moncayo von Hase (Alt), Ian Honeyman (Tenor), Dirk Snellings (Bass); Il Fondamento, Ltg. Paul Dombrecht), (Opus) Neue Musikzeitung 43:25 Oct-Nov 1994
L. Luetteken: Schallplatten Johann Adolf Hasse La conversione di Sant' Agostino (Mechthild Georg, Axel Koehler, Ralph Popken, Robert Worle, Gotthold Schwarz; Mitglieder des Rias-Kammerchores; Akademie für Alte Musik Berlin, Ltg. Marcus Creed), (Delta Capriccio, 2 CDs) Concerto 11:32-3 Feb 1994
I.A. Alexandre: Paris, Monte-Carlo, Nice Handel et Hasse sur la route des Indes, Diapason-Harmonie (Currently Diapason (France)) N402:18 Mar 1994
Ortrun Landmann: Katalog der Dresdner Hasse-Musikhandschriften, München 2005, ISBN 3-598-40435-2
Frederick L. Millner: The Operas of Johann Adolf Hasse, Ann Arbor 1979 ISBN 0-8357-1006-8
Reinhard Wiesend: Johann Adolf Hasse in seiner Zeit : Bericht über das Symposium vom 23. bis 26. März 1999 in Hamburg, Stuttgart : Carus-Verlag, 2006, 356 S., ISBN 978-3-89948-079-5
Panja Mücke: Johann Adolf Hasses Dresdner Opern im Kontext der Hofkultur, Marburg, Univ., Diss., 2000, 347 S. ISBN 3-89007-553-3
Irena Poniatowska, Alina Żórawska-Witkowska: Johann Adolf Hasse und Polen : Materialien der Konferenz, Warszawa, 10 - 12 Dezember 1993, Warszawa: Instytut Muzykologii Uniwersytetu Warszawskiego, 1995, 198 S., ISBN 83-904669-0-2
Friedrich Lippmann: Colloquium "Johann Adolf Hasse und die Musik Seiner Zeit" : (Siena 1983), Laaber : Laaber-Verl., 1987, 520 S., ISBN 3-89007-107-4
Gisela Jaacks und Carsten Prange: Zeremoniell und Freiheit : Europa im 18. Jahrhundert ; die Welt des Johann Adolf Hasse, Hamburg : Museum für Hamburgische Geschichte, 1999, 207 S.
Bert Siegmund: Intermezzi per musica : Johann Adolf Hasse zum 300. Geburtstag, Dößel : Stekovics, 2004, 121 S., ISBN 3-89512-126-6