Hij specialiseerde zich in landschappen, portretten, tekeningen en stadsgezichten, tot de jaren twintig was hij vooral plein-airschilder. Daarna was hij meer actief als monumentaal kunstenaar; hij maakte glas-in-loodramen, mozaïeken en muurschilderingen. Collette voerde zijn ramen overigens niet zelf uit, maar liet dat doen bij de ateliers van onder anderen Lou Asperslagh en A.N. de Lint.[1] In zijn werk is de invloed van Toorop zichtbaar, hij liet zich ook inspireren door vroeg-christelijke en Byzantijnse kunst en gaf lezingen over dit onderwerp.[2] Zijn eerste monumentale opdracht was de beschildering van het priesterkoor (1922) van de door Joseph Cuypers gebouwde Sint-Laurentiuskerk in Dongen.
Hij gaf les in decoratieve schilderkunst en mozaïek aan de architectenopleiding van de Katholieke Leergangen te Tilburg. Leerlingen van hem waren Marinus Bouwman, Ton van Es, Marinus Schans en Maudy van der Verheijen. Collette vervulde diverse bestuurlijke functies, hij was onder meer bestuurslid (1934-1948) van het St. Bernulphusgilde, voorzitter van het hoofdbestuur van de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging en gemeenteraadslid (1939-1941) in Nijmegen.
Hij was getrouwd met Petronella Henrica Maria Antonia Coebergh. Zoon Joannes Collette werd bekend blokfluitbespeler. Collette overleed op 68-jarige leeftijd.[3]