Geiger werd geboren in 1882 als zoon van Wilhelm Ludwig Geiger, hoogleraar Indologie aan de Universiteit van Erlangen. Hij begon in 1902 aan een studie natuur- en wiskunde aan de Universiteit van Erlangen. In 1906 promoveerde hij er onder Eilhard Wiedermann met het proefschrift Strahlungs-, Temperatur-, und Potentialmessungen in Entladungsröhren met stärke Strömen.
Vanaf 1907 werkte hij als post-doc aan de Universiteit van Manchester, samen met Ernest Rutherford. Als assistent van Rutherford, naast de doctoraalstudent Ernest Marsden, was hij intensief bezig met het onderzoeken naar de eigenschappen van geïoniseerde atomen in gassen. Rutherford en hij ontdekten dat de zogenaamde alfadeeltjes bestonden uit heliumkernen.[1] Het gedrag van deze deeltjes vormde in 1912 de basis voor het beroemde experiment van Rutherford met goudfolie, waarbij de samenstelling van atoombouw werd ontrafeld.
In 1929 werd hij onderscheiden met de Hughes Medal van de Royal Society, de Duddell Medal (1937) van de Royal Physical Society en in 1934 ontving hij de Arrheniusprijs.
Daarnaast was Geiger een van de ontdekkers van de Wet van Geiger-Nuttall (1911)[3] en deed hij een aantal experimenten die aan de basis stonden van het atoommodel van Rutherford. Geiger behoorde ook tot de Uranverein (de uraniumvereniging), de groep wetenschappers die in nazi-Duitsland tevergeefs werkte aan de ontwikkeling van een Duitseatoombom. Over deze Uranverein wordt nog altijd druk gespeculeerd of de oorzaak van het falen van hun streven lag in gebrek aan wetenschappelijk inzicht of aan onwil vanuit ethische achtergronden. Hij overleed in Potsdam, enkele maanden nadat de Tweede Wereldoorlog definitief was beëindigd.
Bronnen, noten en/of referenties
↑Rutherford E., Geiger H. (1908). An electrical method of counting the number of α particles from radioactive substances. Proc. R. Soc. Lond. A81 (546): 141 (London). DOI: 10.1098/rspa.1908.0065.
↑Geiger H.W., Müller W. (1928). Elektronenzählrohr zur Messung schwächster Aktivitäten (Electron counting tube for the measurement of the weakest radioactivities). Naturwissenschaften (The Sciences)16 (31) (Springer: Berlin/Heidelberg). ISSN: 0028-1042. DOI: 10.1007/BF01494093.
↑H. Geiger, J.M. Nutall (1911). The ranges of the α particles from various radioactive substances and a relation between range and period of transformation. Philosophical Magazine Series 6 22 (130). DOI: 10.1080/14786441008637156.