Filips was een onwettige zoon van hertog Filips de Goede, evenals zijn halfbroer, de Utrechtse bisschop David van Bourgondië. In 1486 werd hij tot ridder geslagen en in 1491 doodde hij eigenhandig een tegenstander. Hij stond aan het hoofd van het Bourgondische leger in het Sticht en als zodanig weigerde hij de begrafenis van David uit te voeren zolang diens opvolging in overeenstemming met de Bourgondische belangen niet geregeld was. Hij werd in 1498 door Filips de Schone tot admiraal benoemd.
Stadhouder van Gelre en Zutphen
In de jaren 1505-1507 trad hij namens de Habsburgse hertogen Filips de Schone en Maximiliaan I op als stadhouder van Gelre en Zutphen. Filips kon zijn gezag niet in het gehele gebied doen gelden, omdat Karel van Egmont de onafhankelijkheid van het hertogdom nastreefde. De Geldersen hadden in die tijd echter een gebrek aan oorlogsmiddelen en daardoor was Filips' stadhouderschap een betrekkelijk rustige periode in de Gelderse Oorlogen.
Filips werd door keizer Karel V uit politieke overwegingen op de Utrechtse zetel geplaatst ter vervanging van Frederik van Baden; het kapittel werd gepasseerd en de weerzin van de Staten van Neder- en Oversticht genegeerd.[1] Bij zijn intocht in Utrecht had hij nog geen enkele wijding ontvangen; deze werden hem in de volgende dagen achter elkaar toegediend.
Hij leidde een luxueus bestaan in de bisschoppelijke residentie,[2] het kasteel van Wijk bij Duurstede, als liefhebber van wapens, vrouwen en paarden. Hij leefde als een ware renaissance-vorst en hield zich weinig bezig met godsdienstige aangelegenheden, die hij aan plaatsvervangers uitbesteedde. Hij bekommerde zich niet om het opkomende lutheranisme.
Politiek was Filips niet erg succesvol: hij liet veel aan zijn raadgevers over en had moeite zich staande te houden te midden van alle partijstrijd in het bisdom, en onder zijn bewind ging het Oversticht in de strijd tussen keizerlijken en Geldersen grotendeels verloren (1520-1522). Zwolle was de kerkvorst zelfs zo beu dat men hem openlijk afviel en de Gelderse hertog Karel van Egmont erkende als landsheer; daar dit meineed was, heten de Zwollenaren sindsdien "Blauwvingers". De bisschop handhaafde zich slechts in Hasselt, Steenwijk en Oldenzaal.
Mecenaat
Filips meest positieve bijdrage was ongetwijfeld zijn bevordering van de kunsten. Hij onderhield jarenlang de schilder Jan Gossaert en de humanist Geldenhouwer en trad op als beschermer van Erasmus. Hij bezat werk van Jheronimus Bosch.
Sicking, L. (1998): Zeemacht en onmacht, Maritieme politiek in de Nederlanden, 1488-1558, De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, ISBN 9067074659
↑I. H. Gosses, geheel herzien door R. R. Post, Handboek tot de staatkundige geschiedenis der Nederlanden: De Middeleeuwen (1979) 257. Uitgeverij Martinus Nijhoff, Den Haag.