Van der Hoef was vanaf 1888 leerling beeldhouwer in het Atelier Van den Bossche en Crevels in Amsterdam. In 1898 ging hij bij de Aardewerkfabriek Amstelhoek werken, waar hij ontwerper werd en vervaardiger van sier- en gebruiksvoorwerpen. Van 1903 tot 1910 was hij verbonden aan De Woning Amsterdam, Zuid-HollandGouda, HagaPurmerend en AmphoraOegstgeest. Vanaf 1910 maakte Van der Hoef geen aardewerk meer en ging hij vrijwel uitsluitend aan het beeldhouwen en het creëren van penningen werken. Hij woonde en werkte in Amsterdam tot 1904, Gouda tot 1905, in Amsterdam van 1905 tot 1925 (in het voormalig atelier van Lambertus Zijl) en in Den Haag van 1925 tot zijn dood in 1933.
Van der Hoef was een vertegenwoordiger van de Nederlandse Nieuwe Kunst, een stroming die in Duitsland jugendstil genoemd wordt. De jugendstil kent enerzijds de curvilineaire of versierende art nouveau (in Nederland met een knipoog "slaoliestijl" genoemd), die de natuur koos als inspiratie, met vloeiende, golvende lijnen van plant- en diermotieven. Daarnaast waren melancholieke vrouwfiguren uitgangspunt. Anderzijds richtte de geometrische art nouveau zich meer op strakke en geometrische lijnen en wiskundige motieven. Motieven uit de natuur keren hierin als abstracties terug. Van der Hoef werkte in beide stijlen.
Van der Hoef ontwierp diverse penningen, geregeld in opdracht van de firma Koninklijke Begeer. In het begin van zijn penningcarrière ontwierp hij een aantal sportpenningen. In 1912 werd hij gevraagd om een penning te ontwerpen voor de Nederlandsch-Belgische Vereeniging van Vrienden van de Medaille, waarna in 1913 een aantal ontwerpen volgde voor de 100-jarige onafhankelijkheid van Nederland. Zijn ontwerpen uit deze tijd zijn geïnspireerd op de jugendstil. In de jaren 20 werden zijn werken meer geabstraheerd en werd hij beïnvloed door de toenmalige art-deco-stromingen. Zijn oprichterspenning voor de Vereniging voor Penningkunst uit 1925 is in een zeer kleine oplage uitgereikt. In de tweede helft van de jaren 20 ontwierp hij een aantal penningen waarvan ook een grote gegoten variant werd vervaardigd. Te denken valt aan het Lustrum uit 1926 voor de universiteit van Utrecht. Rijksmuntmeester dr. C. Hoitsema vroeg hem in 1927 een penning te ontwerpen voor het gegeven dat 's Rijks Munt 25 jaar een staatsbedrijf was. Hij ontwierp ook een penning voor de negende olympiade in Amsterdam.
Keramist
De ontwerpen zijn in het algemeen eenvoudig en door traditioneel boerenaardewerk geïnspireerd. Zij verschillen daarom van zijn tekeningen en penningkunst. Zijn gebruikskeramiek zoals serviezen is eenvoudig gedecoreerd, bijvoorbeeld in zijn 'blokjes'-ontwerp. Van der Hoef kreeg een commissie van 10 tot 15% voor zijn ontwerpen.
Van der Hoef werkte in opdracht voor de volgende bedrijven:
Van 1923 tot aan zijn dood was Van der Hoef verbonden aan de N.V. Gerofabriek, een zilverfabrikant in Zeist, waar hij ontwerpen voor zilveren gebruiksvoorwerpen en bestek maakte. Van zijn hand zijn ook tientallen tinnen vazen en borden.