Burnside werd opgericht als plantage en kende in 1827 een grootte van duizend akkers.[1] De plantage was eigendom van Schotse eigenaren.[2] De eerste eigenaar van Burnside was Alexander Cameron. Hij schafte het in 1808 aan als lotnummer 210, in de tijd toen Suriname een Engels tussenbestuur had. In die tijd kwamen veel Engelsen en vooral Schotten van Berbice naar Nickerie en Coronie.[3]
Burnside was de eerste plantage, van waaruit de ontginning oostwaarts volgde. Cameron gaf het grondstuk de naam Burnside, een naam die geografische aanduiding vaker voorkomt in Schotland.[3] De aanplant op Burnside veranderde over de jaren en was bijvoorbeeld katoen (rond 1819/1821)[1][4] en suiker (1863 en 1877).[4][5]
Katholieke kerk
Te Burnside was sprake van rooms-katholiekemissionering vanaf 1842. In 1869, dus na de emancipatie, gaf de toenmalige eigenaar A. Howard toestemming voor de bouw van een kerk. Dit werd een kerk zonder extra bewoning. Het werd eens in de veertien dagen door een pastoor bezocht om de mis te vieren.[4] Het ontwerp is van de frater-architect Frans Harmes, die later de nieuwe Sint-Petrus-en-Pauluskerk van Paramaribo zou uittekenen. De Heilige Hartkerk in Burnside staat op de monumentenlijst van Suriname.
In 1887 werd een opvallende heuvel ten westen van Burnside ontdekt door Christiaan Johannes Hering (1829-1907), wel de eerste amateur-archeoloog van Suriname genoemd. In de heuvel trof hij inheemse beenderen en aardewerkscherven aan. Hij doorgrondde toen niet dat het om een precolumbiaanse terp ging in plaats van een natuurlijk ontstane heuvel. Dit werd zestig jaar later, ruim na zijn dood vastgesteld.[4]