Dit schema toont de 16 langst overgebleven clubs en de wedstrijden vanaf de 1/8ste finales. De 1/8ste finales worden net als de voorgaande rondes in één wedstrijd beslist. De kwartfinales en halve finales worden gespeeld met een heen- en terugmatch; de scores van beide wedstrijden worden telkens weergeven. De finale wordt gespeeld in één wedstrijd op neutraal terrein.
Voor de derde keer op rij stond titelverdediger Club Brugge in de finale van de beker. De tegenstander was ditmaal stadsgenoot Cercle Brugge, waardoor de eerste finale in het nieuwe Koning Boudewijnstadion een echte Brugse derby werd. Club Brugge, dat zich eerder al tot kampioen had gekroond en met de Kroaat Mario Stanić ook de topschutter in huis had, was de grote favoriet.
Ondanks die favorietenrol was het Cercle dat eerst scoorde. De vereniging zorgde al na vijf minuten voor de 0-1 via de Hongaarse spits Gábor Torma. Maar dan bewees Stanić zijn waarde. De Kroatische goalgetter scoorde nog voor de rust twee keer tegen, waardoor blauw-zwart met een voorsprong de rust inging. Na de pauze vielen er geen doelpunten meer. Club Brugge won zo voor het eerst sinds 1977 de dubbel.