15 juli - Vladimir I ("de Grote"), grootvorst (knjaz) van het Kievse Rijk, overlijdt na een regeerperiode van 35 jaar. Hij wordt opgevolgd door zijn oudste zoon Svjatopolk I ("de Vervloekte"). Hij reist naar Kiev om de troon op te eisen, maar de burgers tonen niet veel sympathie voor Svjatopolk. Hij besluit hen over te halen door feesten te geven en geschenken uit te delen, om hen voor zich te winnen. Ondertussen bedreigen Vladimir's andere zonen Boris en Gleb, die ook de troon van Kiev opeisen, de macht van Svjatopolk. Boris vormt voor hem het grootste gevaar, omdat hij de leiding heeft over de beruchte lijfwacht van Vladimir, de Varangiaanse garde.[1]
24 juli - Svjatopolk I ("de Vervloekte") stuurt enkele bojaren (Kievse edelen) om Boris en Gleb te vermoorden. Deze koelbloedige represaille levert Svjatopolk zijn bijnaam "de Vervloekte" op. Het nieuws over de executies bereikt ook Jaroslav I ("de Wijze"), een andere zoon van Vladimir I ("de Grote"). Hij verzamelt een groot leger in Novgorod en besluit oorlog te voeren tegen Svjatopolk met de steun van de Varangiaanse garde.[2]
Zomer - Keizer Hendrik II ("de Heilige") leidt een Duitse expeditie tegen hertog Bolesław I ("de Koene"). Hij valt met drie legers Polen binnen, Hendrik voert het bevel over het centrale leger, ondersteund door geallieerde Slavische stammen. Hij vertrekt vanuit Maagdenburg en steekt na enkele dagen de rivier de Oder over. Tijdens de opmars neemt Hendrik vele duizenden Polen gevangen, waaronder vrouwen en kinderen.[3]
Bolesław I ("de Koene") stuurt een contingent Moravische ridders onder bevel van zijn 25-jarige zoon Mieszko II ("de Luie") en voert een afleidingsaanval uit in de Saksische Oostmark. Hierop geeft Hendrik opdracht om zijn legers terug te trekken uit Polen naar Merseburg. Tijdens de terugtocht naar Duitsland wordt Gero II, markgraaf van de Saksische Oostmark, bij Krosno Odrzańskie in een hinderlaag gelokt en gedood.[4]
Graaf Boudewijn IV ("met de Baard") van Vlaanderen wordt door Hendrik II ("de Heilige") beleend met het markgraafschap Valencijn. In ruil hiervoor moet hij zich afzijdig houden in het interne Lotharingse conflict tussen de graven van Reiniers en Verdun. Boudewijn breidt zijn expansiepolitiek in het Scheldebekken verder uit en wordt door de lakenindustrie een van de grootste wolleveranciers van de Atrechtse draperie.[5]
Zomer - Koning Knoet II ("de Grote") keert met steun van zijn oudere broer Harald II (de koning van Denemarken) terug met een leger van Deense, Noorse en Zweedse Vikingen (ongeveer 10.000 man). Knoet leidt een veldtocht in Wessex en Mercia. Hij rijdt te paard noordwaarts, om in de winter Northumbria te plunderen. Vrijwel alle gevechten worden uitgevochten met prins Edmund Ironside (een zoon van koning Ethelred II).[6]
↑James Westfall Thompson (2016). History of the Middle Ages: 300–1500, p. 458. Routledge. ISBN 978-1-317-21700-8.
↑Ernst Karpf (1989). Gero II in Lexikon des Mittelalters. Band 4: Erzkanzler bis Hiddensee. Artemis, München. ISBN 3-7608-8904-2.
↑Heather J. Tanner (2004). Families, Friends and Allies: Boulogne and Politics in Northern France and England c. 879–116, pp. 75–76. (Leiden; Boston: Brill).
↑Jannik Petersen (2023). Vikingen: De grootste Vikingkoning van Scandinavië - Knoet de Grote, pp. 70–71. Uitgever: Morten Kaiser. ISSN2464-2991.
↑Durán Gudiol, Antonio (1978). La familia de Ramiro I. Ramiro I de Aragón. Pages 36–40. Zaragoza: Guara editorial. ISBN 84-85303-07-5.
↑Treadgold, Warren (1997). A History of de Byzantine State and Society, p. 491. Stanford University Press. ISBN 978-0-8047-2630-6.
↑Day, William R; Matzke, Michael (2016). Medieval European Coinage, pp. 42–43. Volume 12: Northern Italy. Cambridge University Press.