De wetenschappelijke geslachtsnaam Psammophis betekent vrij vertaald zandslangen en is afgeleid van de Griekse worden 'psammos' (zand) en 'ophis' (slang).
Uiterlijke kenmerken
De lichaamslengte varieert van ongeveer 80 centimeter tot 1,2 meter. De soort Psammophis angolensis blijft wat kleiner en wordt ongeveer 30 tot 40 cm lang, terwijl uitschieters van de soort Psammophis mossambicus kan een lichaamslengte tot 1,8 meter bereiken. De kop is redelijk goed te onderscheiden van het lichaam door de aanwezigheid van een insnoering. De lichaamskleur is meestal bruin met een duidelijk strepenpatroon in de lengte. Het aantal schubbenrijen in de lengte op het midden van de rug is meestal zeventien en soms vijftien, bij de soort Psammophis angolensis zijn elf rijen aanwezig. De dieren hebben 133 tot 201 schubben aan de buikzijde. Onder de staart zijn 58 tot 156 schubben aanwezig.[4]
Binnen de familie Psammophiidae komen zowel niet-giftige als opistogliefe geslachten voor. Deze laatste hebben verlengde en gegroefde tanden in de bovenkaak, ongeveer onder het oog. Bovendien hebben ze gifklieren. Het gif wordt ingekauwd met behulp van de verlengde tanden.
De mannelijke exemplaren van alle zandrenslangen, dus ook van het geslacht Psammophis, worden gekenmerkt door hun kleine hemipenes, die wormachtig zijn en maar drie tot vier subcaudalen lang.[5] Beide seksen worden verder gekenmerkt door het bezit van een van een klep voorziene neusklier die hen in staat stelt tot 'zelfpoetsen'.[6] Bovendien ontbreekt een significant seksueel dimorfisme voor wat betreft de staartlengte, wat het geval lijkt te zijn voor de hele tribus.
Levenswijze
Zandrenslangen zijn dagactieve jagers die hun prooi met grote snelheid kunnen achtervolgen. Op het menu staan vooral hagedissen zoals echte hagedissen en skinken, vogels en kleine knaagdieren. Als ze worden bedreigd, kan de staart worden afgeworpen als deze wordt vastgepakt. Ook zullen de slangen proberen te bijten. Het gif van zandrenslangen is overigens ongevaarlijk voor mensen.[4]
Het 'zelfpoetsgedrag' houdt het volgende in: vooral als het warm en droog is, meestal na het vervellen en vaak ook na het eten, wrijft het dier met de snuitpunt volgens een vastgelegd patroon langs de onderkant van zijn lichaam, waarbij een kleurloze, snel drogende kliervloeistof wordt aangebracht die via een neusgat wordt afgescheiden. Hoewel het vaak lijkt dat ook de zijkanten van het lijf worden gepoetst, gebeurt dit in feite niet of nauwelijks. Nadat de buikzijde met het ene neusgat gedaan is, wordt meestal onmiddellijk daarna de hele handeling herhaald met het andere neusgat. Dit poetsen heeft een functie als markering door middel van smaak- en geurstoffen van bijvoorbeeld vluchtwegen of territorium, en van soortgenoten in functie van de voortplanting.[6] Daartoe worden de afgescheiden stoffen door contact van de buikzijde op de omgeving of op soortgenoten afgezet.
De habitat bestaat uit droge savannes, scrublands, bossen en graslanden. Ook in door de mens aangepaste streken zoals akkers kunnen de dieren worden aangetroffen.[7]
Beschermingsstatus
Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan zeventien soorten een beschermingsstatus toegewezen. Zestien van de slangen worden beschouwd als 'veilig' (Least Concern of LC) en een soort als 'gevoelig' (Near Threatened of NT).[7]
Soorten
Het geslacht omvat de volgende soorten, met de auteur en het verspreidingsgebied.
↑Bernhard Grzimek (1971). Het Leven Der Dieren Deel VI: Reptielen. Kindler Verlag AG, Pagina 492. ISBN 90 274 8626 3.
↑ abThe Reptile Database - Peter Uetz & Jakob Hallermann, Psammophis.
↑Brandstätter, F. (1995). Eine Revision der Gattung Psammophis mit Berücksichtigung der Schwestergattungen innerhalb der Tribus Psammophiini (Colubridae; Lycodontinae). Dissertatie, Saarbrücken
↑ abGraham Alexander en John Marais (2007). A Guide to the Reptiles of Southern Africa. Struik Nature, Pagina 118 - 124. ISBN 978 1 77007 386 9.
↑ abInternational Union for Conservation of Nature and Natural Resources - Red List, [XXXXX NAAMDIER - IUCN Red List].
Bronnen
(en) – Graham Alexander en John Marais – A Guide to the Reptiles of Southern Africa (2007) – Pagina 118 - 124 – Struik Nature - ISBN 9781770073869
(nl) – Bernhard Grzimek - Het leven der dieren deel VI :Reptielen - Pagina 492 - Kindler Verlag AG - 1971 - ISBN 9027486263
(en) – Peter Uetz & Jakob Hallermann - The Reptile Database - Psammophis - Website Geconsulteerd – 28 april 2021
(en) – Broadley, Donald G. (2002). A review of the species of Psammophis Boie found south of Latitude 12° S (Serpentes: Psammophiinae). African Journal of Herpetology51(2): 83–119
(en) – C.M. Bogert (1940). Herpetological results of the Vernay Angola expedition. Part 1. Snakes, including an arrangement of the African Colubridae. Bulletin of the American Museum of Natural History77: 1–107
(en) – De Haan (2003). Extrabuccal infralabial secretion outlets in Dromophis, Mimophis and Psammophis species (Serpentes, Colubridae, Psammophiini). A probable substitute for 'self-rubbing' and cloacal scent gland functions, and a cue for a taxonomic account. Comptes Rendues Biologies326: 275–286
(en) – De Haan, C.C. & Cluchier, A. (2006). Chemical marking behaviour in the psammophiine snakes Malpolon monspessulanus and Psammophis phillipsi. Proceedings of the 13th Congress of the Societas Europaea Herpetologica: 211–212