Raabe werd nabij Brunswijk geboren als zoon van een gerechtelijk beambte. Hij ging in Wolfenbüttel naar school, maar heeft het gymnasium niet afgemaakt. Zijn vader stierf in 1845. Raabe was van kindsbeen af in literatuur geïnteresseerd en besloot in 1849 hij bij een boekhandelaar in Maagdenburg in de leer te gaan. In 1854 poogde hij alsnog het secundair onderwijs af te maken, wat hem niet lukte. Toch ging hij naar de universiteit van Berlijn, en volgde er als vrij student colleges in de filosofie. Tijdens deze periode schreef hij, onder het pseudoniem Jakob Corvinus, een Bildungsroman, Die Chronik der Sperlingsgasse, die meteen een overdonderend succes werd. Daarop wilde hij professioneel schrijver worden; in zijn leven schreef hij, om den brode, aan de lopende band verhalen en romans. Zijn totale oeuvre omvat ruim 30 romans en 35 novelles. Volgens de mode uit die tijd werden ze voor de overgrote meerderheid gepubliceerd als feuilleton in tijdschriften.
In 1856 keerde Raabe naar Wolfenbüttel terug. Hij bleef literair zeer productief en ondernam in 1859 een studiereis naar Oostenrijk en het zuiden van Duitsland. Na zijn huwelijk in 1862 verhuisde hij naar Stuttgart, waar hij beïnvloed werd door onder anderen Vischer en Freiligrath. Gedurende zijn Stuttgartse periode schreef hij een trilogie, bestaande uit de romans Der Hungerpastor, Abu Telfan en Schüdderump. Na acht jaar keerde hij terug naar Brunswijk, en ook hier schreef hij een romantrilogie: Alte Nester, Stopfkuchen en Die Akten des Vogelsangs. Een lange rij novellen volgde nog, maar het baatte weinig voor zijn populariteit: de late Raabe werd miskend en aan tegen het einde van zijn leven was hij in de vergetelheid geraakt, wat hem frustreerde. Pas in de latere 20e eeuw kreeg men aandacht voor de rijpere werken van Raabe, die in vergelijking met zijn jeugdwerk duidelijk geëvolueerd was.
Raabes carrière, die door grote productiviteit en een grondig pessimisme gekenmerkt wordt, toont verschillende fasen. Uit zijn vroege werk, met Biedermeier-inslag, spreekt nog een gemoedelijke huiselijkheid, waarin de eenvoudige levensloop van volksmensen met zachte ironie wordt verhaald. Ook van historische stof maakte hij gebruik. Een van Raabes bekendste novelles, Die schwarze Galeere, gaat over het vrijheidsstreven van Nederland in de late 16de eeuw. Een groot voorbeeld voor Raabe was Jean Paul, die, net zoals hij, veel ironie en humor had gebruikt om alledaagse zaken te beschrijven. Naarmate de ontwikkeling van Raabe vorderde, werd hij echter steeds pessimistischer. Hij was aanvankelijk nationalist en verlangde naar een sterke Pruisische eenheidsstaat. Maar het bombastische imperialisme van de geïndustrialiseerde samenleving desillusioneerde hem: het streven naar geld en uiterlijk vertoon dat een gevolg was van politieke expansie, ging ten koste van de menselijkheid, terwijl dit uitgerekend het doel van de mens is. Ook leidde deze ontwikkeling niet tot meer vrijheid, wat hem als liberaal tegen de borst stuitte.
Geïnspireerd door Schopenhauer keerde de latere Raabe zich tegen de waan dat de mens in staat zou zijn grote maatschappelijke plannen door te voeren. Zijn verhalen hadden zonderlingen als hoofdpersonage, vereenzaamde of vervreemde figuren, die de façade van de samenleving overeindhouden, maar er tegelijk de nutteloosheid van inzien. Desalniettemin bleef de toon van de werken luchtig; een zekere humor was nooit ver weg. Zelf beschouwde Raabe Stopfkuchen als zijn beste werk; hier is de protagonist een ogenschijnlijk domme verschoppeling, die echter een nobele inborst heeft en door zijn omgeving niet begrepen wordt.
Raabe was een antireligieuze vrijdenker, wiens fundamentele scepsis tegenover de maatschappelijke ordening tijdens zijn leven abusievelijk als burgerlijke berusting werd geïnterpreteerd. Daar de tijdgeest in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog, die hij niet meemaakte, tegengesteld was aan zijn opvattingen, vond zijn oeuvre rond 1900 nauwelijks nog weerklank. Thans stelt men hem als romancier op hetzelfde niveau als Dickens, niettegenstaande het feit dat zijn werk internationaal veel minder bekend is.
1861 - Der heilige Born. Blätter aus dem Bilderbuche des 16. Jahrhunderts (historische roman)
1861 - Nach dem großen Kriege
1863 - Die Leute aus dem Walde (Ned. vert.: 1868; De kinderen des wouds; hunne gesternten, wegen en lotgevallen)
1864 - Der Hungerpastor (ten tijde van het Derde Rijk Raabes populairste werk, omdat het antisemitische tendensen vertoont)
1868 - Abu Telfan oder die Heimkehr vom Mondgebirge (Ned. vert.: 1870; Abu Telfan. Of de man van het Maangebergte)
1870 - Der Schüdderump
1873 - Christoph Pechlin. Eine internationale Liebesgeschichte
1874 - Meister Autor, oder die Geschichten vom versunkenen Garte
1881 - Alte Nester
1884 - Pfisters Mühle. Ein Sommerferienheft (een van de eerste boeken die het probleem van milieuvervuiling door industrialisering behandelen)
1885 - Unruhige Gäste. Ein Roman aus dem Säkulum
1887 - Im alten Eisen
1892 - Stopfkuchen. Eine See- und Mordsgeschichte (Ned. vert. Ard Posthuma: Oliebol. Een zee- en moordverhaal, 2007)
1891 - Gutmanns Reisen
1896 - Die Akten des Vogelsangs
1911 - Altershausen (onvoltooid werk)
Verhalen
1857 - Der Weg zum Lachen
1857 - Ein Frühling
1857 - Der Student von Wittenberg
1858 - Weihnachtsgeister
1858 - Lorenz Scheibenhart. Ein Lebensbild aus wüster Zeit
1858 - Einer aus der Menge
1859 - Halb Mär, halb mehr!; (verhalen, schetsen en rijmen)
1859 - Die Kinder von Finkenrode
1859 - Die alte Universität
1859 - Der Junker von Denow
1860 - Aus dem Lebensbuch des Schulmeisterleins Michel Haas
1860 - Wer kann es wenden? Eine Phantasie in fünf Bruchstücken
1860 - Ein Geheimnis. Lebensbild aus den Tagen Ludwigs XIV
1861 - Auf dunkelm Grunde
1861 - Die schwarze Galeere
1862 - Unseres Herrgotts Canzlei
1862 - Das letzte Recht
1862 - Verworrenes Leben; (novellen en schetsen)
1863 - Eine Grabrede aus dem Jahre 1609
1863 - Holunderblüte. Eine Erinnerung aus dem "Hause des Lebens"
1863 - Die Hämelschen Kinder
1864 - Keltische Knochen
1865 - Else von der Tanne. Oder das Glück Domini Friedemann Leutenbachers, armen Dieners am Wort Gottes zu Wallrode im Elend
1865 - Drei Federn
1865 - Ferne Stimmen
1866 - Die Gänse von Bützow
1866 - Sankt Thomas
1866 - Gedelöcke
1866 - Im Siegeskranze
1868 - Theklas Erbschaft. Oder die Geschichte eines schwülen Tages
1869 - Der Regenbogen
1870 - Der Marsch nach Hause
1870 - Des Reiches Krone
1872 - Der Dräumling
1873 - Deutscher Mondschein
1874 - Zum Wilden Mann
1874 - Eulenpfingsten
1875 - Höxter und Corvey
1875 - Frau Salome
1875 - Vom alten Proteus. Eine Hochsommergeschichte
1876 - Die Innerste
1876 - Horacker
1912 - Der gute Tag. Oder die Geschichte eines ersten Aprils
1878 - Wunnigel
1878 - Deutscher Adel
1878 - Auf dem Altenteil
1879 - Krähenfelder Geschichten
1881 - Das Horn von Wanza
1882 - Fabian und Sebastian
1883 - Prinzessin Fisch
1884 - Villa Schönow
1884 - Ein Besuch
1888 - Das Odfeld (speelt zich af in klooster Amelungsborn)
1889 - Der Lar. Eine Oster-, Pfingst-, Weihnachts- und Neujahrsgeschichte
1894 - Kloster Lugau
1899 - Hastenbeck
Bronnen, noten en/of referenties
Gerhard Fricke & Mathias Schreiber (1988); Geschichte der deutschen Literatur. Paderborn: Ferdinand Schöningh
Bengt Algot Sørensen (1997); Geschichte der deutschen Literatur. Band II. Vom 19. Jahrhundert bis zur Gegenwart. München: C. H. Beck. [= Beck'sche Reihe 1217]
Wolf Wucherpfennig (1986); Geschichte der deutschen Literatur. Von den Anfängen bis zur Gegenwart. Stuttgart: Ernst Klett
Projekt Gutenberg Deutschland
↑De handeling van dit boek speelt zich af te Berlijn, vermoedelijk in de Spreegasse of -straße. In 1931 werd deze straat, in de tegenwoordige wijk Berlin-Mitte, omgedoopt in Sperlingsgasse. De door Raabe verzonnen straatnaam werd zodoende postuum werkelijkheid. In de Tweede Wereldoorlog werd de bebouwing aan deze straat verwoest. Anno 2019 staat er aan de Sperlingsgasse slechts één gebouw, een architectonisch weinig interessant flatgebouw van zes verdiepingen.