De West-Europese literatuur ten tijde van de romantiek verwijst naar de romantiek als stroming en kenmerkt zich door een sterk hernieuwde belangstelling voor het verleden, meer in het bijzonder de middeleeuwen.
Achtergrond
Het classicisme dat de periode ervoor (met name de barok) had gekenmerkt bleef ook nog wel bestaan, maar werd minder leidend. Daarnaast keerde men zich nu af van het rationalisme uit de Verlichting. Het vooruitgangsdenken dat eraan ten grondslag lag en dat tot moralisme kon leiden, had niet in alle opzichten de mensheid verder geholpen. In plaats daarvan werden gevoel, intuïtie, verbeelding en persoonlijke creativiteit nu heel belangrijk gevonden.
Andere belangrijke thema's die in de romantiek centraal kwamen te staan zijn – veelal onbereikbare – liefde, de ongerepte natuur, het occultisme en het sublieme. Daarnaast speelt ook het noodlot in de verhalen uit de Romantiek een belangrijke rol, waardoor de liefde voor de hoofdpersonen vaak voor eeuwig onbereikbaar blijft. In het algemeen is de romantiek wel gekarakteriseerd als een vlucht uit de werkelijkheid - in allerlei varianten - naar een betere, geïdealiseerde wereld. Daarom werd de historische roman een belangrijk nieuw literair genre, evenals gestileerde sprookjes en sagen.
Het begrip 'romantiek' in literair-historische zin had eerst een bredere betekenis; het verwees naar alle postklassieke literatuur die gekenmerkt wordt door disharmonie en het vermengen van genres, een type literatuur waarvan de wortels in de middeleeuwen zouden liggen. Ook schrijvers uit eerdere eeuwen als Dante Alighieri, Petrarca, Pedro Calderón de la Barca en Shakespeare konden volgens deze definitie tot de romantiek worden gerekend. De latere inperking tot de literatuur uit de eerste decennia van de 19e eeuw werd voor het eerst gebezigd door tegenstanders van het genre in Duitsland, onder wie Friedrich Ludewig Bouterweck, die het over de "nieuwe school van zogenaamde romantici" had".[1]
Over Nederland zeggen literaire historici veelal dat er weinig romantiek van betekenis is geweest. Dat zou deels te maken hebben met de calvinistische volksaard, waarbij als typisch Nederlands beschouwde eigenschappen een rol zouden spelen, zoals ingetogenheid in het uiten van emoties, starheid in principes, soberheid, zuinigheid en lijdzaamheid. Wat er toch was, zou vooral nabootsing zijn van het buitenland. Desondanks zijn er wel auteurs die, al dan niet gedeeltelijk, met de romantiek zijn verbonden.
In Duitsland wordt de Romantiek vrij vroeg gesitueerd, tussen 1798 (het jaar waarin Athenaeum door de gebroeders Schlegel werd opgericht) en 1830. Verder worden de zogenaamde Frühromantiker (1798-1801) onderscheiden van de Hochromantiker (1806-1808). De eerste groep was vooral bezig met theoretische kwesties, de tweede richtte zich meer op het creëren van eigen werk.[2]
Een subgenre binnen de Duitse romantiek dat enigszins vergelijkbaar is met de Angelsaksische "gothic" betreft de Schwarze Romantik. Een vertegenwoordiger daarvan is de roman Nachtwachen uit 1804 van de auteur Bonaventura (pseudoniem van Ernst August Friedrich Klingemann).
In Frankrijk is de romantiek voortgevloeid uit het rousseauisme en de preromantici die de gevoelens lieten prevaleren over de rede. Het gaat hier over een meer algemene culturele beweging die zich vertaalt in de wil van het individu om zich af te zetten tegen het regime en om zijn vrijheid te bevestigen.
De Franse poëzie in de preromantische periode is, zeker vergeleken met andere periodes in de Franse literatuurgeschiedenis, vrij pover. Weinig dichters durven het aan om van het pad van het neoclassicisme af te wijken en vernieuwingen volledig door te trekken. Het blijft aan het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw beperkt tot enkele schuchtere pogingen tot veranderingen in vorm (o. a. in het metrum) en in onderwerp (een steeds groter wordend aandeel van het gevoel in de poëzie).
In de periode 1800-1820 werden uiteindelijk de definitieve keuzes gemaakt wat betreft de onderwerpen die de komende romantische generatie zouden domineren. Men merkt al bij de eerste romantische schrijvers wat de overheersende onderwerpen zijn: het belang van het individu, de ontembare gevoelens, de natuur, etc.
De literaire romantische werken onder het Eerste Franse Keizerrijk zijn vooral romans, geschreven door tegenstanders van het regime die tegen de orde ingaan. Deze romans dragen vaak een voornaam als titel: Corinne (1807) van Madame de Staël, Adolphe van Benjamin Constant, René van François René de Chateaubriand, Oberman van Senancour. Deze romans vertellen het verhaal van een uniek individu. Senancour laat in zijn roman Oberman al de ervaringen van het individu als een belangrijk thema naar voren komen.
Men kan in deze werken al de zoektocht van het individu naar een zin van het bestaan opmerken. Deze zoektocht geeft aanleiding tot een existentiële crisis, die door Chateaubriand als mal du siècle wordt omschreven.
Men kan in de Franse romantiek twee grote periodes onderscheiden, die elk een verschillende personage hebben gecreëerd.
In de eerste periode (tot 1830) prevaleert vooral het individualisme. Het hoofdpersonage is aristocratisch en ontwikkelt een afkeer van het leven, terwijl hij een voorliefde heeft voor het 'elders'. Hij wil vooral alleen zijn en worstelt met gecompliceerde liefdesperikelen. Hij heeft vele idealen, maar wordt niet begrepen en wordt ook gehinderd om effectief te handelen. Het beste voorbeeld van dit soort romantisch held is René uit het gelijknamige boek van Chateaubriand.
Na 1830 krijgt de romantiek een socialer karakter, waarbij het hoofdpersonage zich inzet in de strijd voor vrijheid. De romantische held gaat deze keer wel over tot acties, aangespoord door zijn passies. Van deze held is Lorenzo (uit Lorenzaccio van Alfred de Musset) het belangrijkste voorbeeld.
Preromantiek literaire stroming tussen ongeveer 1740 en 1780 die op de romantiek vooruitliep
Neoromantiek synoniem van postromanticisme of laat romanticisme. Langdurige beweging die begint aan het einde van de negentiende eeuw. Herleving van de romantiek in de beeldende kunsten, muziek en literatuur.
G.J. van Bork, Nico Laan: Van romantiek tot postmodernisme: opvattingen over Nederlandse literatuur. Coutinho, Bussum, 2010. ISBN 9789046901977
E. van Boven, M. Kemperink: Literatuur van de moderne tijd: Nederlandse en Vlaamse letterkunde in de 19e en 20e eeuw. Coutinho, Bussum, 2006. ISBN 9062834949
Marita Mathijsen: Nederlandse literatuur in de romantiek 1820-1880. Vantilt, Nijmegen, 2004. ISBN 9077503072
Jo Tollebeek, Frank Ankersmit, Wessel Krul (red.): Romantiek en historische cultuur. Historische Uitgeverij, Groningen, 1996. ISBN 9065540539