Onder Rasa wordt in de Hindoestaanse muziek de gemoedstoestand verstaan, die bij een bepaalde raga hoort. In de meeste Hindoestaanse kunst maakt men gebruik van de rasas, bijvoorbeeld ook in de dans en de schilderkunst.
Er worden over het algemeen 10 rasas gehanteerd:
shringara - erotisch, romantisch
hasya - humoristisch, komisch
karuna - droevig, aandoenlijk
raudra - boosheid, woede
veera - heldendom, dapperheid, glorie
bhayanaka - angstig, beangstigend
vibhatsa - afkeer, walging
adbhuta - verwondering, verbazing
shanta - rust, tevredenheid, ontspanning
bhakti - vroomheid, toewijding, trouw
Van de uitvoerende kunstenaar(s) mag worden verwacht, dat zij de rasas duidelijk maken aan de luisteraars, dan wel kijkers, zodat er een overeenstemming van gemoed ontstaat. Dit heeft in alle kunst uit India een zeer hoge prioriteit.
In de strengere, klassiekere stijlen, zoals Dhrupad en Khayal beperken de musici zich veel meer in het aantal tot uitdrukking gebrachte rasas. In de lichtere stijlen Thumri en Dhun overheersen weliswaar de eerste twee rasas: shringara en hasya, maar is tegelijkertijd ook meer afwisseling in emotie mogelijk, hetgeen de lichtere stijlen veel complexer en moeilijker te leren maakt, een opmerkelijk gegeven vanuit een Westersklassiek standpunt!