Morand was de zoon van een kunstschilder en studeerde in Oxford en Parijs (politieke wetenschappen). Tussen 1913 tot 1919 werkte hij successievelijk op de Franse ambassades te Londen, Rome en Madrid en van 1919 tot 1925 te Parijs als vooraanstaand ambtenaar op het ministerie van buitenlandse zaken. In 1919 en 1920 publiceerde hij zijn eerste gedichtenbundels: Lampes à arc en Feuilles de température. Kort daarna verscheen een bundel met Londense verhalen, Tendres stocks (1921, met een voorwoord van Marcel Proust) en de romans Ouvert la nuit (1922) en Fermé la nuit (1923), welke hem zijn eerste bekendheid bezorgden. In de jaren twintig en dertig volgden nog tal van andere romans, verhalenbundels en reisverslagen, waarbij hij opvalt door zijn erudiete en elegante schrijfstijl, zijn “middle class”-opvattingen en zijn scherpe observatievermogen, vooral ook van de vele landen die hij bezocht. Voor de Tweede Wereldoorlog gold hij als een der meest gelezen schrijvers van Frankrijk.
Morand was een vriend van Marcel Proust en schreef verscheidene literaire portretten over hem. De twee leerden elkaar in 1915 kennen bij Henri Bardac en bleven met elkaar in contact tot aan dood van Proust. Het was ook via Proust dat Morand kennis maakte met prinses Hélène Soutzo (1879-1975), geboren Chrissoveloni, ingetrouwd in de familie Soutzo. In 1924 zou ze van haar man scheiden om in 1929 met Morand te trouwen.
De reputatie van Morand liep tijdens de Tweede Wereldoorlog forse schade op door zijn collaboratie met het Vichy-regime van Pétain, onder meer als voorzitter van een censuurcommissie en gezant te Boekarest en Bern. Na de oorlog verbleef hij tot 1953 in ballingschap te Zwitserland.
In de jaren vijftig maakte hij deel uit van de literaire, anti-existentialistische Hussards-beweging.
Zijn kandidatuur voor de Académie française veroorzaakte in 1958 een schandaal en zijn lidmaatschap werd lang tegengehouden door het voormalig verzet en aanvankelijk verboden door Charles de Gaulle. Pas in 1968 stond De Gaulle een hernieuwde kandidatuur toe en werd Morand alsnog verkozen tot lid.
Werken (selectie)
Lampes à arc, 1919
Feuilles de température, 1921
Tendres stocks, 1921
Ouvert la nuit, 1922
Fermé la nuit, 1923
L'Europe galante, 1925
Rien que la terre, 1926
Magie noire, 1928
Bouddha vivant, 1927
Paris-Tombouctou, 1928
New York, 1930
Champions du monde, 1930
Papiers d'identité, 1930
Air indien, 1932
Londres, 1933
L'Homme pressé, 1941
Marcel Proust, souvenirs…, 1949
Le Flagellant de Séville, 1951
Hécate et ses chiens, 1954 (Nederlands: “Hécate en haar honden”)
La Folle amoureuse, 1956
Fin de siècle, 1957
Bains de mer, bains de rêve, 1960
Nouvelles d'une vie, 1965
Venises, 1971 (Nederlands: “Venetiës”, verschenen in de reeks Privé-domein)