N. gracilis groeit vooral in het laagland en is het talrijkst tot 100 meter boven zeeniveau. Boven 1000 meter is het een zeldzame plant, al is hij aangetroffen op ongeveer 1700 meter hoogte.[2]
De vangbekers van Nepenthes gracilis zijn langwerpig en slank en hebben een zeer smal peristoom (bekerrand). De bekers zijn voor zover bekend de enige in hun soort door de waslaag aan de onderzijde van hun operculum (deksel). Net als bij alle Nepenthes-soorten wordt hier ook nectar geproduceerd. De dieren die zich met de nectar voeden hebben normaliter geen moeite met de wasachtige substantie, maar tijdens de regen werkt het operculum als een vangmechanisme. De inslag van de waterdruppels doet de dieren hun grip verliezen, zodat ze in de bekervloeistof daaronder vallen.[4]
Natuurlijke hybriden
Ondanks het grote verspreidingsgebied van Nepenthes gracilis zijn natuurlijke hybriden relatief zeldzaam. De volgende combinaties zijn beschreven:
↑(en) J.H. Adam, C.C. Wilcock, M.D. Swaine (1992). The ecology and distribution of Bornean Nepenthes. Journal of Tropical Forest Science5 (1): 13–25. Gearchiveerd van origineel op 2011-07-222011-07-22. Geraadpleegd op 24 april 2018.
↑C.J. Temminck, Verhandelingen over de Natuurlijke Geschiedenis der Nederlandsche overzeesche bezittingen; Kruidkunde. (1839–1842, Leiden), p. 1–44: P.W. Korthals, Over het geslacht Nepenthes
↑(en) U. Bauer, B. Di Giusto, J. Skepper, T.U. Grafe, W. Federle (2013). With a flick of the lid: a novel trapping mechanism in Nepenthes gracilis pitcher plants. PLoS ONE7 (6): e38951. DOI: 10.1371/journal.pone.0038951.