Zie Waterstofopslag voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
N-ethylcarbazool is, samen met verwante verbindingen als N-methylcarbazool en fenyleencarbazool, onderzocht op zijn mogelijkheden als transport- en opslagmiddel voor waterstofgas ten behoeve van gebruik in brandstofcellen of interne verbrandingsmotoren. Het binden van waterstofgas vindt plaats onder druk en met een geschikte katalysator, bijvoorbeeld ruthenium of platina. Transport van brandgevaarlijk waterstofgas is niet nodig. De omzetting van N-ethylcarbazool naar zijn volledig gehydrogeneerde analoog (de perhydrovorm) kan op dezelfde plek gebeuren als de productie van waterstof. De stof is in zijn perhydrovorm vloeibaar en kan tot 54 g/L waterstofgas afgeven. Eenzelfde hoeveelheid waterstofgas heeft onder standaardomstandigheden een volume van ongeveer 604 liter:[4][5]
Deze reactie verloopt naar links bij temperaturen boven 100°C: het waterstofgas komt weer beschikbaar als brandstof.[6][7] De restwarmte van de verbranding ervan zorgt voor het vrijkomen van nieuwe hoeveelheden waterstofgas. Het carbazool kan vervolgens opnieuw gehydrogeneerd worden. Interessant is ook de energiedichtheid in vergelijking met andere manieren om waterstofgas op te slaan. Opslag van elektrische energie (na omzetting in waterstofgas) in N-ethylcarbazool gebeurt efficiënter dan in bijvoorbeeld de Sabatier-reactie.[8] De huidige infrastructuur rond tankstations kan daarbij vrijwel onveranderd in gebruik blijven. Een nadeel is echter dat N-ethylcarbazool teruggebracht moet worden naar de plaats waar de hydrogenering plaatsvindt.
Strijdgas
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd N-ethylcarbazool in combinatie met antraceenolie ingezet als strijdgas in zogenaamde Blaukreuzgranaten.[9] De stof werkt irriterend op de neus- en keelholte, maar werd niet tegengehouden door de toenmalige gasmaskers. De optredende niesreflex leidde tot het afzetten van de gasmaskers, waarna de getroffenen slachtoffer werden van de andere in de granaat aanwezige gevaarlijkere stoffen.[10]
↑Karl Weisenberger, Dieter Mayer, Stanley R. Sandler. (2000). Dialkyl Sulfates and Alkylsulfuric Acids Ullmann's Encyclopedia of Industrial Chemistry (6 ed.) pag.: 10 – (Weinheim) DOI:10.1002/14356007.a08_493
↑Gerd Collin, Hartmut Höke, Jörg Talbiersky. (2006). Carbazole Ullmann's Encyclopedia of Industrial Chemistry – Wiley-VCH Verlag GmbH & Co
↑Prof. Dr.-Ing. Wolfgang Arlt. (2011). Carbazol: Das elektrische Benzin?29 mei 2013 Internetpagina: Carbazol: Das elektrische Benzin? geraadpleegd op 29 mei 2013
↑Katarzyna Morawa Eblagon. (2010). Study of Catalytic Sites on Ruthenium For Hydrogenation of N-ethylcarbazole: Implications of Hydrogen Storage via Reversible Catalytic HydrogenationJ. Phys. Chem. C. 114 (21): pag.: 9720–9730DOI:10.1021/jp908640k
↑Alan Cooper (Primary Contact), Guido Pez, Atteye Abdourazak, Aaron Scott, Donald Fowler, Frederick Wilhelm, Vyril Monk, Hansong Cheng. (2008). Design and Development of New Carbon-based Sorbent Systems for an Effective Containment of Hydrogen29 mei 2013 DOE Hydrogen Program. geraadpleegd op 29 mei 2013
↑Alan Cooper, HansongCheng, Guido Pez. (2006). Hydrogen Storage by Reversible Hydrogenation of Liquid-phase Hydrogen Carriers29 mei 2013 Air Products and Chemicals, Inc.. geraadpleegd op 29 mei 2013
↑B. Müller, K. Müller, D. Teichmann, W. Arlt. (2011). Energiespeicherung mittels Methan und energietragenden Stoffen – ein thermodynamischer VergleichChemie Ingenieur Technik. 83 (11): pag.: 1–13DOI:10.1002/cite.201100113