Op 20 mei 1915 schreef hij aan de Duitse ambassadeur Hans Freiherr von Wangenheim te Constantinopel een brief tegen de Armeense Genocide. Von Scheubner-Richter kon enkele Armeniërs redden, maar zijn tussenkomst in Konstantinopel en Berlijn bleef zonder gevolg. Opmerkingen in de marge van zijn brief duiden erop dat de ambassade zijn houding wereldvreemd en politiek ongepast vond.
Na de Eerste Wereldoorlog sloot hij aan bij het Baltisch Vrijkorps. Hij trof er Alfred Rosenberg. In maart 1920 nam hij deel aan de Kapp-putsch. Wolfgang Kapp had hem als chef van de inlichtingendienst voorbestemd. Toen de putsch mislukte, vluchtte hij naar München.
Financier van de NSDAP
In oktober 1920 ontmoette hij Adolf Hitler. Max von Scheubner-Richter gaf raad over buitenlandse politiek en zamelde geld in voor de NSDAP. Hij verschafte geld om het dagblad Münchener Beobachter op te kopen, dat als Völkischer Beobachter het partijorgaan van de NSDAP werd. Scheubner-Richter bracht Hitler in contact met Fritz Thyssen, die geldschieter werd. Hij spande Theodor von Cramer-Klett jun. in. Victoria Melita van Saksen-Coburg en Gotha schonk haar juwelen aan de partij en legde contact met generaal Vasili Viktorovitsj Biskupski. Biskupski legde contact met Russische ballingen in Parijs die een half miljoen Goudmark bijdroegen.
Bierkellerputsch
Scheubner-Richter had samen met Alfred Rosenberg een putsch gepland. In de avond van 8 november 1923 haalde hij Ludendorff in Ludwigshöhe af met de auto en bracht hem naar de Bürgerbräukeller voor de Bierkellerputsch. De volgende morgen marcheerde hij naast Hitler, Ludendorff en Hermann Göring aan de kop van de mars naar de Feldherrnhalle. Bij de Odeonsplatz stuitten ze op een cordon gewapende politie. Er brak een vuurgevecht uit en twaalf putschisten (later nog twee voor het ministerie van oorlog) en vier politieagenten stierven. Scheubner-Richter was de eerste die dodelijk geraakt neerzeeg. Hitler had hem een arm gegeven en werd mee op de grond gesleurd, terwijl de kogels boven zijn hoofd vlogen.