Keizer Karel I kwam op 16 oktober 1918 met een eigen plan, het zogenaamde "Oktobermanifest", waarin alle Oostenrijkse volkeren - met uitzondering van de volkeren van Transleithanië -, dus ook de Tsjechen, autonomie in het vooruitzicht werd gesteld. Hussarek schaarde zich achter de plannen van de keizer, maar de keizer meende Hussarek te moeten vervangen door de EntentegezindeprofessorHeinrich Lammasch, een overtuigd pacifist[2]. Lammasch wilde zover gaan als mogelijk om de volkeren binnen het rijk te kunnen houden, maar toen zelfs de Oostenrijkse Duitsers (de steunpilaren van de monarchie) niets meer zagen in een voortzetting van de Donaumonarchie (21 oktober 1918) en de Tsjechen hun eigen staat proclameerden (28 oktober) deed keizer Karel I op 11 november 1918 afstand van de regeringszaken en op 12 november werd de Bondsrepubliek Oostenrijk uitgeroepen.
Na de val van de monarchie trok Hussarek zich uit de politiek terug. In 1921 verkreeg hij een eredoctoraat aan de Universiteit van Lemberg. Vanaf 1921 was hij lid van de Academie voor Beeldende Kunsten en in 1927 werd hij erehoogleraar aan de Universiteit van Wenen en in 1930 werd hij voorzitter van het curatorium van het Theresianum.
Max Hussarek Freiherr von Heinlein overleed op 69-jarige leeftijd, op 6 maart 1935, in Wenen.