In 1920 ging Tizol op uitnodiging van Ralph Escudero spelen in Howard Theater in New York. Daarna speelde hij in Washington in Marie Lucas Orchestra, Bobby Lee's Cottonpickers en de White Brother's Band. In augustus 1929 werd hij trombonist in het orkest van Ellington, waar hij tot april 1944 zou spelen. Hij soleerde zelden, maar was wel medebepalend voor een nieuw geluid van het orkest. In deze periode schreef hij met Ellington 'Caravan'. Verder was hij de componist van onder meer 'Perdido', 'Bakiff' en 'Pyramid'.
Na zijn tijd bij Ellington werkte Tizol van april 1944 tot maart 1951 bij Harry James. Hij keerde naar Ellington terug in 1951, met twee andere bandleden van Harry James: drummer Louie Bellson en altsaxofonistWillie Smith. Eind 1953 verliet Tizol de band om niet langer te hoeven toeren. Hij vestigde zich in Los Angeles, waar hij veel studiowerk deed, onder meer voor Nelson Riddle en Nat King Cole. Na een korte terugkeer in Ellingtons band in 1960, stopte Tizol ermee.