Kessel werd geboren in Argentinië. Zijn ouders ontvluchtten de pogroms in Litouwen[1] en vestigden zich, na enkele omzwervingen, in 1908 definitief in Frankrijk.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog behaalde Kessel zijn diploma in de letteren en ging vervolgens in militaire dienst als vliegenier. Hij werd hiervoor beloond met het Croix de Guerre en de Médaille militaire, en verkreeg de Franse nationaliteit. In die tijd kreeg hij de smaak voor avontuur te pakken.
Na de Franse nederlaag in 1940 sloot hij zich aan bij de résistance. Met zijn neef Maurice Druon trok hij via de Pyreneeën naar Portugal, waarna hij zich in het Verenigd Koninkrijk aansloot bij de Vrije Franse Strijdkrachten. In Londen schreven zij de tekst van Le Chant des partisans, de hymne van de Vrije Fransen.
Na de oorlog bracht Kessel voor de krant France-Soir verslag uit van het proces van maarschalk Pétain (1945) en van het Proces van Neurenberg (1945-1946). Hij stond op de eerste rij bij de oprichting van de staat Israël. Hij reisde onder meer naar Afrika, Birma en Afghanistan. In 1961 versloeg hij het proces-Eichmann voor France-Soir. In 1962 werd hij verkozen tot lid van de Académie française.
Hij verwerkte zijn ervaringen heel dikwijls tot fictie. Op het einde van de Eerste Wereldoorlog was hij op missie in Siberië. Hij hield er zijn eerste boek aan over : La Steppe rouge (1921) is gesitueerd in bolsjewistisch Rusland. Zijn literaire doorbraak had hij te danken aan L' Équipage (1923), een roman die gebaseerd is op zijn tijd als vliegenier tijdens de Eerste Wereldoorlog. In Mary de Cork (1925) transformeerde hij voor het eerst zijn krantenberichtgeving (over de Ierse Onafhankelijkheidsoorlog) tot een roman. Met de in 1926 gepubliceerde roman Les captifs ontving hij een jaar later de Grand Prix du roman de l'Académie française. In 1928 veroorzaakte hij met Belle de Jour een heus schandaal. Al in 1936 bracht hij de Duitse concentratiekampen ter sprake in La Passante du Sans-Souci via het verhaal van een vrouw wier man opgesloten zit in een kamp. L'Armée des ombres (1943) was zijn eerbetoon aan het Franse verzet. Zijn reizen in Afrika en in Afghanistan leverden de stof voor succesvolle romans als Le Lion (1958) en Les Cavaliers (1967).