Krieger werd muzikaal opgeleid door de organist en koorleider Heinrich Schwemmer (1621-1696), hij was meerdere jaren als sopraan lid van het kerkkoor. Van 1661 tot 1668 kreeg hij klavecimbel- en orgelles bij Georg Caspar Wecker, die ook Johann Pachelbel al opgeleid had. Zijn verdere carrière is eng verbonden met de muzikale successen van zijn oudere broer Johann Philipp Krieger, die hem de meeste vroege aanstellingen adviseerde. Vanaf 1751 studeerde hij in Zeitz bij zijn oudere broer compositie. In 1672 ging hij samen met zijn broer naar Bayreuth, die daar organist en kapelmeester aan het hof werd. Johann volgde zijn broer in 1674 als organist op en bleef in deze functie tot 1677. Vervolgens werkte hij vermoedelijk als hofmusicus wederom in Zeitz, andere bronnen vermoeden een kort verblijf in zijn geboortestad.[1] In ieder geval verhuisde hij in 1677 tot zijn broer in Halle, om in 1678 een aanstelling als kapelmeester aan het hof van Hendrik I. Reuß in Greiz in te nemen. In 1680 werd hij kapelmeester van de hertog Christiaan van Saksen-Eisenberg in Eisenberg. De volgende 53 jaar was hij in Zittau eerst als koorleider en cantor en later als organist aan de Sint Johannes-kerk, waar hij zijn dienst op 5 april 1682 begon.
Op 18 november 1696 huwde hij met Martha Sophia Förster; samen hadden zij 5 zonen en 4 dochters. In 1699 werd Krieger ook organist aan de Sint Pieter en Paul kerk in Zittau. Zijn zoon Adolph Gottlob (1698-1738) was zijn plaatsvervanger.
Hij was als componist bekend voor zijn contrapuntische vakbekwaamheid, vooral zijn dubbelfuga's. Zijn Anmuthige Clavierübungen (Gracieuze piano-oefeningen) werden door Georg Friedrich Händel belooft en door hem in Engeland verbreidt.
Trivia
In zijn geboortestad Neurenberg is een straat naar hem vernoemd, de Johann Krieger straat.[2]
Rühmet dem Herrn, die ihr ihn fürchtet, cantate[3]
Fragmenten uit missen
Vocale muziek
1684Neue musicalische Ergetzligkeiten, verzamelingen van gezangen voor 1 tot 4 stemmen op teksten van Christian Weise
deel I: 30 geestelijke liederen, gedeeltelijk met instrumentale ritornellen
deel II: 34 wereldlijke liederen met versierde melodieën (satirische teksten)
deel III: Aria's (liederen) vanuit de zangspelen
Kamermuziek
1696Sonata à 5 in a mineur, voor 2 violen (of hobo's/dwarsfluiten), 2 altviolen en violone (of fagot) en basso continuo - vanuit een manuscript van Charles Babel (1696)
1699Anmuthige Clavier-Übung - bestehend in unterschiedlichen Ricercarien, Præludien, Fugen, einer Ciacona und einer auf das Pedal gerichteten Toccata
Bibliografie
Wolfgang Suppan, Armin Suppan: Das Neue Lexikon des Blasmusikwesens, 4. Auflage, Freiburg-Tiengen, Blasmusikverlag Schulz GmbH, 1994, ISBN 3-923058-07-1
Hans-Josef Olszewsky: Johann Krieger, in: Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon (BBKL). Band 4, Bautz, Herzberg 1992, ISBN 3-88309-038-7, pp. 661–662.
Friedhelm Krummacher: Die Überlieferung der Choralbearbeitungen in der frühen evangelischen Kantaten. Untersuchungen zum Handschriften repertoire evangelische Figuralmusik im späten 17. und beginnenden 18.Jahrhundert, Berlin: Merseburger, 1965. 591 p.
Friedrich Wilhelm Riedel: Quellenkundliche Beiträge zur Geschichte der Musik für Tasteninstrumente in der 2. Hälfte des 17. Jahrhunderts (Schriften des Landesinstituts für Musikforschung Kiel, Bd. X), Kassel und Basel: Bärenreiter Verlag, 224 p.
Max Seiffert: Johann Krieger: Verzeichnis seiner von seinem Bruder Phillipp in Weissenfels 1684-1725 aufgeführten, sowie sonst in Bibliotheken erhaltenen kirchlichen und weltlichen Vokalwerke; als zweiter Nachtrag zu Rob. Eitners Quellenlexikon aus Band XXX der Denkmäler deutscher Tonkunst, 2. Folge (1919), Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1919.
Max Seiffert (Hrsg.): Denkmäler der Tonkunst in Bayern – Band 30, Jahrgang XVIII: Johann Krieger, Franz Xaver Anton Murschhauser und Johann Philipp Krieger, Gesammelte Werke für Klavier und Orgel. Leipzig, 1917.
Robert Eitner: Quellen-Lexikon der Musiker und Musikgelehrten der christlichen Zeitrechnung bis zur Mitte des neunzehnten Jahrhunderts, Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1901.
Robert Eitner: Johann Krieger als Komponist - Fortsetzung zum Artikel im Hauptblatte S. 137., in: Monatshefte für Musikgeschichte. Beilage. Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1895. 60 p.
↑ abcdefRobert Eitner: Quellen-Lexikon der Musiker und Musikgelehrten der christlichen Zeitrechnung bis zur Mitte des neunzehnten Jahrhunderts, Leipzig: Breitkopf & Haertel, 1901. pp. 450-451
↑ abcMax Seiffert: Johann Krieger: Verzeichnis seiner von seinem Bruder Phillipp in Weissenfels 1684-1725 aufgeführten, sowie sonst in Bibliotheken erhaltenen kirchlichen und weltlichen Vokalwerke; als zweiter Nachtrag zu Rob. Eitners Quellenlexikon aus Band XXX der Denkmäler deutscher Tonkunst, 2. Folge (1919), Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1919.