Johan Lodewijk volgde in 1640 zijn vader op samen met zijn broers Crato, Gustaaf Adolf, en Walraad.[1][2][4] De broers stonden formeel onder regentschap van hun moeder. Op 11 september 1641 keerde de familie terug naar Ottweiler. Crato overleed reeds in 1642. Johan Lodewijk studeerde in 1642 aan de universiteit van Saumur. Tussen 1644 en 1645 ondernam hij een cavaliersreis naar Parijs.
Bij de Vrede van Westfalen in 1648 kreeg de familie de bezittingen terug en werd de residentie naar Saarbrücken verlegd. In juli 1650 werd het Vredesvoltrekkingsverdrag van Neurenberg betreffende de teruggave van het graafschap Saarwerden gesloten. Na het overlijden van hun moeder in 1651 nam Johan Lodewijk het regentschap over Gustaaf Adolf en Walraad op zich.
Johan Lodewijk en zijn broers gingen in 1659 over tot een verdeling van hun bezittingen, waarbij hij Ottweiler met Jugenheim en Wöllstein verkreeg.[1] Al ten tijde van zijn voogdij en ook later streefde hij naar de teruggave van de heerlijkheid Homburg en het graafschap Saarwerden van Lotharingen, ook met behulp van koning Lodewijk XIV van Frankrijk. Het kwam tot onderhandelingen voor de Rijksdag. Hoewel Johan Lodewijk in 1669 en 1670 de heerlijke rechten over Homburg werden verleend, bleef de vesting Homburg bezet tot de vereffening van oorlogsschulden van het rijk aan Lotharingen. Toen er een nieuwe oorlog tussen Frankrijk en Lotharingen uitbrak, gaf hertog Karel IV van Lotharingen de vesting Homburg aan Keur-Trier, dat het later moest overgeven aan Frankrijk.
Bij de Reüniepolitiek van Lodewijk XIV waren ook de Nassause bezittingen betrokken. Johan Lodewijk weigerde de Franse koning voor Ottweiler en Homburg te huldigen. In plaats daarvan droeg hij de regering in 1680 aan zijn zoon Frederik Lodewijk over.[1][2][4] Johan Lodewijk ging daarna naar de Nassause landen aan de andere kant van de Rijn.
In dienst van de Boven-Rijnse Kreits in het kader van de opbouw van een nieuw rijksleger, werd Johan Lodewijk in 1681 Generalwachtmeister. In 1682 werd hij generaal-majoor en kolonel en eigenaar van een infanterieregiment. Hij was nog steeds in dienst tijdens de Negenjarige Oorlog.
Johan Lodewijk overleed in Reichelsheim in de Wetterau, waar zijn regiment de winterkwartieren betrokken had, en werd in de Evangelische Kerk van Reichelsheim bijgezet.
Christiaan Lodewijk (Ottweiler 21 juli 1650 - 25 juli 1650).
Frederik Lodewijk (Ottweiler 3 november 1651 o.s. - Saarbrücken 25 mei 1728), volgde zijn vader op.
Anna Catharina (Ottweiler 20 januari 1653 o.s. - Dhaun 15 februari 1731), huwde te Ottweiler in november 1671 met wild- en rijngraaf Johan Filips II van Salm-Dhaun (Dhaun 28 oktober 1645 - Dhaun 26 januari 1693).
Frank Becker, Zeittafel zur Geschichte des Saarbrücker Schlosses in: Gerhard Bungert & Charly Lehnert (Hg.), Das Saarbrücker Schloss. Zur Geschichte und Gegenwart, Lehnert Verlag, Saarbrücken, 1989, ISBN 3-926320-15-X.
Wolfgang Behringer & Gabriele Clemens, Geschichte des Saarlandes, München, 2009.
dr. A.W.E. Dek, Genealogie van het Vorstenhuis Nassau, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1970.
J.G. Hagelgans, Nassauische Geslechtstafel des Walramischen Stammes, Frankfurt/Leipzig, 1753.
Michel Huberty, Alain Giraud, F. & B. Magdelaine, l’Allemagne Dynastique. Tome III Brunswick-Nassau-Schwarzbourg, Alain Giraud, Le Perreux, 1981.
↑Huberty et al. (1981): Het bezit van Ems was theoretisch want het is evident dat Ems sinds 1255 gezamenlijk bezit van het huis Nassau was en dat de Ottoonse Linie het in 1404 gedeeld had met Hessen (zie Handbuch der historische Stätten Deutschlands V, 23 en Spielmann, p. 112).
↑Huberty et al. (1981): Herbitzheim en Wadgassen waren bezet door de hertog van Lotharingen tot 1670 (zie Spielmann, p. 185).
↑Huberty et al. (1981): Homburg was bezet door de hertog van Lotharingen tot 1697 (zie Spielmann, p. 185).