Daarnaast speelde nog iets. Na de Tweedaagse Zeeslag, waarbij Cornelis Tromp zich nogal bedenkelijk had gedragen, verscheen een vlugschrift met als titel "Verslag van de Heeren van Sommelsdijk", waarin de dapperheid van de orangist Tromp werd bezongen en de luitenant-admiraal Michiel de Ruyter, benoemd door de Staten, van lafhartigheid werd beschuldigd. Kievit werd algemeen beschouwd als de schrijver van dit stuk.[1]
In Engeland werd Kievit financieel onderhouden door koning Karel II van Engeland. In 1672, het rampjaar, scheef Kievit een brief aan de Rotterdamse vroedschap met het dringende verzoek de enige legitieme zoon van de overleden stadhouderWillem II van Oranje te steunen door hem toegang tot de vroedschap te verlenen. Hij stuurt deze brief op het goede moment, want Oranjegezinde vroedschapleden waren tot voor het rampjaar zeldzaam maar op dat moment was het historische tij mee. De prins wordt later dat jaar aangesteld tot stadhouder Willem III. Vlak na die benoeming verzoekt de prins het Hof om de veroordeling van Kievit nietig te verklaren. Het Hof gaat akkoord mits de Rotterdamse vroedschap instemt, wat gebeurt. Kievit wordt met een eresalvo aan de stadspoort van Rotterdam ontvangen.
In juli 1672 werd Cornelis de Witt door de barbier-chirurgijn Willem Tichelaar beschuldigd van het beramen van een moordpoging op prins Willem III. Cornelis werd gevangengezet in de Gevangenpoort te 's-Gravenhage. Toen zijn broer Johan hem kwam ophalen, in de val gelokt door een vervalste boodschap die zogenaamd van Cornelis afkomstig was, werden beiden vanuit een opgejutte menigte schutters door een groep samenzweerders uit de kliek rond Johan Kievit en Cornelis Tromp uit de gevangenis gesleurd. Johan de Witt werd meteen met een nekschot afgemaakt, zijn broer Cornelis werd neergeslagen, -geschoten en -gestoken. Beide lichamen werden opengereten, ontmand en naakt ondersteboven opgehangen.
In 1689 werd hij uit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden verbannen, omdat hij zich als advocaat-fiscaal schuldig had gemaakt aan grootscheepse fraude, die overigens al in 1685 aan het licht was gekomen. Zijn dochter Deborah betaalde een boete van 20.000 gulden om haar vader uit hechtenis vrij te kopen.